Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/239

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

nen hieraf niet met al te weten, en de minste Edelknaap, die Haar heeft verzeld, zal uwe Hoogwaardigheid daaraf beter inlichten dan ik, die dit uur van uitspanning heb genomen als eene ure van afzondering en boete!”

»Het was meer de Geestelijkheid dan de gemeente, die den opstand gemaakt heeft,” merkte Gerrit van Nimwegen aan. »En dat heeft zijne oorzaak!”

»Ziedaar onzen vromen kapelaan beter in kennis van zaken dan wij zelve, of zij, die daartoe verordend zijn.” hernam Philips, met eenen half verwijtenden blik op den Vicaris »maar het is goed, dat toch iemand weet: wij bidden u dus voort te varen, Eerwaarde!”

»Het was de Pastoor der parochie, die weigerde het lijk in gewijde aarde te begraven, aangezien er sommige geruchten van Lutherij, en wat dies meer zij, rondgingen van de overledene, die gestorven is zonder van eenig Priester de Kerkgerechten ontvangen te hebben. Het volk evenwel, ondersteund door sommige aanverwanten der gestorven vrouw, van oordeel dat zij, die zoo goed geweest was voor alle nooddruftigen en ellendigen, niet in hare zonden zoude gestorven zijn door eigen schuld en wil, meende den Parochiaan door dwang te noodzaken, zijne kerkdeuren te ontsluiten; leegloopende Geestelijken en bedelmonniken, waar onze stad, lacy! te vol van is tot schade van hare rust, vielen den parochiaan bij, en juist in het heetste van die turbulentie kwam uwe Hoogwaardigheid de plaats overrijden bij de Buurt-kerk: waaruit volgt, dat er geenszins kwaad opzet in lag of kleinachting voor uwen persoon, maar alleen een te jammerlijk toeval!”

»Dat luidt vrij beter dan de twee Wijksche Heeren, die met mij waren, het verklaarden, zeggende, dat de Poorters uit kwader meening dus oneerbiediglijk een en oploop maakten! al hetwelk geloovende, ik, misschien wat al te rauwelijk, door mijne trawanten de menigte heb laten uiteendrijven en daarmede klerk en poorter beiden wellicht onrecht heb gedaan,” hernam Philips verdrietig, en daarna den Vicaris vriendelijk aanziende, voegde hij er bij: »dat komt omdat wij onzen rustigen Boudewijn niet ter zijde hadden, om zijn kalm beraad te