Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/257

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ding en zelfroem eens bevonden werden de ware drijfveeren te zijn van zijnen opstand tegen de bestaande instellingen… hoe, indien… maar was het Melanchton zelf niet, die hem had toegewijd… Melanchton!… Daar greep een smartelijk zelfverwijt hem aan. »Melanchton immers had hem aanbevolen in de zorg van den Vicaris, en hij had niet naar de stem van den Vicaris gehoord, en toch uit die stem had hem het bevel van eenen vader tegengeklonken, en Christus had, om den wil van Zijne leer, niet van éénen enkelen menschelijken plicht ontslagen! en Luther predikte geene andere leer dan die van Christus! en hij, die den kinderplicht had verzaakt, had kinderen opgezet tegen ouders en ouderstegen kinderen; daarvoor ook was zijn werk gestaakt geworden, en zou hij het verijdeld zien; daarvoor ook had hij de genade Gods en de gunst zijns aardschen vaders verbeurd; want hij voelde het, dat moest zoo zijn, sinds de Vicaris, die kennis scheen te dragen van de bedoelingen des laatsten, hem niet meer met zachtheid had toegesproken, sinds hij hem hier, hier zoo dicht in zijne nabijheid, aan zich zelven overliet, sinds hij zich niet meer om hem bekommerde, dien hij toch vroeger zoo dringend en smeekend met zich had getroond…” Zóó mijmerde de moedelooze voort, wiens verslagen geest, in ziekelijke mismoedigheid neergezonken, zich. door niets wist op te heffen, evenals hij het matte hoofd niet eens ophief, toen zijne kerkerdeur open ging… het zou zijn cipier-verpleger zijn, dacht hij… het was de Vicaris, bleek het hem, toen de statige man vlak vóór hem trad, en hem lang en ernstig aanzag met eenen diep weemoedigen blik. Was het wonder, dat de jongeling, in de beschreven gemoedsstemming dus overvallen, met eenen smartelijken uitroep aan zijne voeten viel? Was het wonder, dat in het gesprek, hetwelk, toen volgde, de scherpzinnige, welberaden Vader Boudewijn, die, met fijne berekening en diepe kennis van het menschelijke hart, zijne woorden had overdacht, als eene zegepraal behaalde op den wijfelende, die, ontevreden met zich zelven, zonder vertrouwen op zich zelven, alleen sprak en antwoordde naar de inspraak van zijn huidig gevoel, en die behoefte had aan een woord van troost en van vergiffenis? Was het wonder,