Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/26

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

der Geestelijke voogdij met hem te deelen, had hij zich gaarne en gewillig met eene taak belast gezien, die hem in staat stelde, ook het zijne toe te brengen tot het verhoeden van de algemeene schipbreuk der Kerk. En het Sticht, dat juist niet gewoon was met zijne Kerkvoogden in te stemmen, juichte Philips toe in zijne keuze. Voor het dagelijksche leven was Vicaris van Heerte, of Vader Boudewijn van Utrecht, zooals men gewoon was hem te noemen, niet dat, wat hij wenschte te wezen en werkelijk had moeten zijn. Hij wilde zoo gaarne de broeder zijn van die anderen, en, ondanks zich zelven, was hij altijd hun meerdere; iets verstrooids, iets afgetrokkens, iets minachtends voor kleinigheden, die bij anderen veel zeiden, gaf hem eene tint van stroefheid en ernst, welke menig schuchter hart van hem verwijderde of voor hem deed terugwijken; hij wist dit, en zoovaak; hij het vermoedde, trachtte hij het te voorkomen met al den schat van liefde, en hoogere beschaving, die de zijne was. Zijn uiterlijk moest ook veel toebrengen tot den eerbied, dien zijn persoon inboezemde. Ofschoon nog in middelbaren leeftijd, schitterden er reeds grijze haren tusschen den gitzwarten krans rondom de gladde kruin; rustig en kalm waren zijne trekken, hoewel stout en gebiedend, vooral door den eenigszins vrijen opslag van. het oog, welks donker blauw men met zwart had kunnen verwarren. Hij was rijzig en mager, zijne houding statig en deftig, bij al den eenvoud zijner gebaren. Voeg bij dit alles eene stem, minder welluidend dan diep doordringend, eene stem, die ontroerde en wegsleepte beide, en daarbij iets fantastisch zonderlings in de kleeding, die het midden hield tusschen het gewaad des priesters en het wereldlijke kleed van den geleerde. Een wijde lakensche overrok, van een somber bruin, had met de loshangende mouwen bijna eene soutane geleken, zoo hij niet met eenen smallen rand van vossenbont ware omzet geweest. Ook was dat gewaad korter dan de monnikspij, en liet nog veel van de beenkleedenen zien, mede van laken en zwart van verwe even als de bonnet, waaronder hij nog het calotje droeg, dat toen reeds een veel gebruikt kruindeksel was, zelfs voor leeken. Dit alles gaf aan zijn uiterlijk een voorkomen van statigen eenvoud, iets onderscheidends, waarbij het in niemand