Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/263

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

niet,” hervatte de Bisschop, met schranderheid dien uitweg nemende tusschen het voortgaan in eene ongepaste uitdrukking en het afbreken zijner rede; daarom staat het mij niet vrij, hem eenen zoon aan te bieden, bevlekt als gij met de zonde van ketterij, en die niet eens willens is zich te beteren en van zijn doolpad af te gaan. En zoo vraag ik u nogmaals: wilt gij uw onoorbaar leven verzaken, en een vroom en nobel Jonker wezen, zooals God u heeft doen geboren worden?”

»Ik voel mij geroepen de gezuiverde leer te verkondigen, Hoogmachtige Heer!” hernam Paul zacht, doch vast, »en ik erken geen verschil tusschen menschen dan dit alleen: godvruchtigen en goddeloozen; tot de eersten wil ik trachten te behooren en anderen opleiden ook alzoo te worden; over de laatsten…”

»Bij God en St. Maarten! zóó uitsporig drijven die dwepers hunne gevaarlijke stelsels,” riep Philips, uitbarstende, »dat ze Heeren en burgers gelijk zouden stellen! Vermetele knaap! en gij zegt dat mij eenen Prins van Bourgondië! Dergelijke opinies kunnen kwaad brengen dien ze predikt, en ik zeg u, zoo gij niet verstandig wilt zijn op mijn vermaan, maak het dan uit met uwen vader, die u zal weten te dwingen, als ik u tot hem gezonden heb; maar daar het toch nog niet zoover is, daar staatkundige redenen mij noodzaken u nog voor eene wijle terug te houden aan mijn Hof, leef er als in vrijheid, wandel, rijd, speel, scherts met mijne hovelingen, ik zal u eene eerlijke plaats onder hen aanwijzen; maar vergeet daarbij Paul, den Lutheraan; het zou te schadelijk zijn en mijner waardigheid en dier arme lieden zielen te kort doen, zoo ik kon dulden, dat in u de wolf in mijne schaapskooi rondsloop. Evenzeer moet ik verzekerd blijven van uwen persoon, daarom zweer mij bij al wat heilig is, bij uwen Bijbel, bij uwen Luther, dat gij noch van uwen Bijbel, noch van uwen Luther spreken zult, tegen wie ook, zoolang gij aan mijn Hof, in mijne stad, in mijn gebied toeven zult, en evenmin eene poging tot ontwijken beproeven.”

»Vergeving, Heer!” hernam Paul met eenen glimlach, »dat is hetzelfde als te beloven mijne zaak voor altijd ontrouw te