Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/331

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

stonden aan open en vrij uit tot mij van zijne denkbeelden, daar gevaar bij was, om ze vreemden mede te deelen. Ge weet, hoe ik ze moest aannemen! Van toen af begon ik te begrijpen, dat er toch iets beters was dan aardsch geluk. En ik besloot enkel God te leven en Christus, mijnen Heer. Geene menschenliefde zoude mij meer van Hem aftrekken; dat was zelfs nòg mijn besluit, toen Johannes mij de zijne beleed, toen ik hem de mijne toezeide, maar zonder hartstocht, uit plicht, om te voldoen als vrouw aan mijne bestemming, als Gods gekorene aan mijne roeping. Geene andere, dacht mij, zou den moed hebben dien man te huwen, toen hij mij de vervolging voorlegde. die op ons komen kon om des Heeren wil. Met trotsche vreugde nam ik voor, mij ten offer te geven, volbrengende Gods wil, zonder aanzien van menschen, en niet uit eigen zinnelijkheid. Toenmaals was ik sterk, versmadende zijne liefkoozing en machtig toegerust tegen zondige zwakheid. Zóó was ik, toen gij mij het eerst zaagt; zóó bleef ik bij mijne reize naar Antwerpen, kalm en boven de tochten verheven. Hoe anders had ik meer dan twee jaren afgescheiden kunnen leven van hem, die mij gestadig maande in brieven, door vertrouwde broeders overgebracht. Maar ik weerstond, met Gods hulp, en zijne wenschen verlokten mij niet. Ten laatste, nadat hij bevrijd was uit die korte gevangenschap om des geloofs wille, waarvan gij weet, en die ons spelt wat we te wachten hebben, klom zijn ongeduld in de hoogste mate en hij vorderde mijne terugkomst. Zijn bevel was des Heeren roepstem, die ik veilig kon volgen, Ottelijne! ik kwam. Ik vroeg eene schuilplaats bij u, sinds geene ouderen woning meer voor mij dáár was. Geheugt u nog, hoe het u wonderde, dat ik niet heentoog naar Woerden, om nader bij hem te zijn? Dat was, omdat ik toen nog overmacht had op mij zelve. Ik verkreeg van hem, dat hij niet tot mij zoude komen, dan om mij af te halen als vrouwe. Ik verkreeg nog, dat alleen een waarachtig Evangelisch Leeraar onzen echt zoude inzegenen, en niet, zooals licht geschieden kon, een omgekocht Priester van Utrecht. Hij jammerde om dit uitstel; maar de Hemel zegepraalde ook over zijnen wil. Daarop voert de Voorzienigheid hem Busscher te gemoet, die in zijne stad leeraart,