Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/349

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voorsteven bijeen; uit de norsche wijze, waarop de grootste van hen, een sterk blond persoon, zijnen makker antwoordde, die altijd door nieuwsgierige vragen deed, was het te zien, dat meer nooddwang dan sympathie hen hier te zamen voegde. Op eene zijbank nevens den stuurstoel zat een man, op Spaansche wijze gekleed, reeds gesierd met het kleine plooikraagje, dat het rijk der monsterkragen voorafging, die op den zwarten mantel met lichtgroene voeringzijde het kruis van St. Jacob droeg; een bewijs, dat hij ridder moest zijn. Het gelaat van dien man had eene zóó in het oog vallende uitdrukking van lijden, dat noch zijne gebiedende fierheid, noch zijne terugstootende bitterheid hem beschermden tegen het medelijden; zóó zeker deelde de overtuiging, dat hier eene groote smart verloochend werd, zich mede aan den stompzinnigsten toeschouwer. Eene diepe groeve had zich gevormd tusschen de oogen, die felle oogen, zoo brandend en zoo droog! een dwarse rimpel op het voorhoofd kruiste haar, zoo vaak zich de spieren van dat gelaat bewogen, en vormde zoo, door eene zonderlinge toevalligheid, het gezegende en toch schrikwekkende teeken, waarvoor de Christenheid beurtelings huivert en dankt. Zijne wangen waren als ontvleescht van vermagering; we zouden ze kleurloos noemen, (want de frissche levensblos der gezondheid miste er aan) zoo de donkerbruine tint van wie in lucht en ongemakken zich hardde, of de stralen der zuiderzon op zich heeft voelen branden, niet ook kleur heeten kon. Een spitse knevelbaard, gevoegd bij lange zwarte lokken, waaronder reeds grijze liepen, gaf iets krijgshaftigs en sombers beide aan trekken, waarop reeds zoo weinig zachts en vroolijks lag. Toch was hij schoon; maar het was eene schoonheid, die pijn doet om aan te zien: de schoonheid van den Laöcoon, de schoonheid van eenen verwoesten tempel!

»Dek u, Silvio! en neem uwen mantel,” sprak hij tot eenen tengeren knaap, die op een kussen aan zijne voeten zat, en die rilde en zich ineen wrong van koude bij den scherpen avondwind en den killen dauw. Dit bevel werd in het Spaansch gegeven. Toch kon die man geen Spanjaard zijn, ofschoon kleeding, spraak, gelaatsverwen zelfs het waardige trotsche zijner