Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/355

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voerde hem een zijner varensgezellen te gemoet; »op dat vreemde Heerschap had ik van stonde aan geen goed oog. Het kon er wel een zijn, die tot de Spagnoolsche Inquisitie behoort, die de Keizer hierheen brengen wil, als de luiden kallen!”

»Wees mij genadig, gij, Heiligen! ” zuchtte de stuurman; »ik heb hem van Guurt en Ruprecht gesproken. Marten! help mij uit dezen drang.”

»Weet ge wat ge doet, meester?” sprak de knecht zacht, maar vast; »vraag hem ronduit wie hij is en wat hij in het schild voert, en zoo hij daarop niet vrij en ruiterlijk weet te antwoorden, welnu! gij zijt meester aan boord, vier sterke armen staan tot uwen dienst en de vaart is wijd en diep. Ruprecht zal hij niet meer verklagen en licht wordt menig onnoozele er mee gered.”

»Zwijg met zulke taal,” hernam de andere, vol afschuw. »Ik ben zestig jaar oud geworden, niet zonder zonde, maar toch, Godlof, zonder schanddaad; de Heere erbarme zich over de mijnen! maar zóó kan ik ze niet helpen. Hem vragen, dat moge een ander die durft, en toch,” ging hij voort, eenen blik in de kajuit werpende, »gaf ik er een lief ding voor, om te weten wat hij drijft, dien ik daar in heb!”

Een vluchtig terugzien op Aernoud’s verblijf in Spanje zal den lezer bevredigen, zoo hij die nieuwsgierigheid deelt.

Door meester Floris Oem van Wijngaarden, die even diep medelijden had met zijn lot, als hij deelde in zijne beginselen, den Kardinaal Adriaan aanbevolen, sinds den dood van Ximenes in Spanje alvermogend, was Bakelsze Reiniersz in der tijd naar Madrid heen getrokken. Zijn persoon en karakter rechtvaardigden en staafden aanbevelingen, die hij alleen maar noodig had om zich in het licht gesteld te zien; niet tot bemanteling van onbekwaamheid, of tot voortdringing van lafhartige blooheid, Toen de baan der eere en bevordering hem eenmaal openstond, streefde hij haar op, met snelle en machtige schreden. Met eenen onrscheidenden rang in het leger begiftigd, streed hij in de oorlogen tegen Frans I met den persoonlijken moed van een en soldaat, die den dood meer zoekt dan vreest, en met de alles wagende vermetelheid van den ongelukkige, die herinnering