Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/392

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Wat raadde de vrome man?” vroeg hij met eenen spot, die nog de opwalmende drift scheen te bezweren.

Was het aarzeling voor wat zij zeggen moest, of schuwe huivering voor het voorstel, dat haar was in den mond gelegd, die haar belette het luide uit te spreken? maar zeker, zij fluisterde het slechts stamelend hem in het oor.

De uitwerking was geen luid uitbarsten in blinde woede, maar een waardig en diep misnoegen, het misnoegen van eenen, die zich gekrenkt voelt, maar die het beneden zich acht over de krenking na te denken. De bezadigde toorn van den verstandige, die het werktuig, waardoor men hem wondt, niet verwart met den schuldige, die het gebruikt.

»Nu, zwijg, vrouw!” sprak hij ernstig, zich losmakende uit hare omarming, »en nooit meer een woord van dit, zoo ge mijne lankmoedigheid niet verzoeken wilt. Met den Priester zal ik spreken. Wat gij in overijling gesproken hebt, zij u vergeven. En de Heere hoede ons voor de gevolgen!” Na deze woorden, uitgesproken op een korten, maar vasten toon, en als kostte het hem moeite geene andere te zeggen, bleef hij zwijgen.

Zij zweeg ook en wierp in verlegenheid schuwe blikken naar hare spinde, zoo glad gewreven en pronkende, op haren breeden rand met zooveel sierlijk aardewerk van Delftsch fatsoen, dat in latere dagen zou vervangen worden door het prachtiger Oost-Indisch porselein. »Lang mij eene teug biers, zoo ge wilt,” sprak hij eindelijk, met goelijke verzoenlijkheid een eind makende aan die spanning. »Ik heb hard gereden en heb veel dorst.” IJlings bracht zij het begeerde, eene tinnen schenkkan en eenen dergelijken kroes, beide u toeblinkende als zuiver zilver.

Terwijl zij zich voorover boog om in te schenken, viel zijn oog op een sieraad, dat zij om den hals droeg. Eene nieuwe wolk verdonkerde hem het voorhoofd.

»Ik had gemeend, dat gij die paapsche versierselen van u gelaten zoudt hebben, sinds wij de paapsche misse afzwoeren! Dat gouden kruisje aan een snoer beenen kralen, zonder sier of waarde, past de Evangelische Christin niet uit bijgeloof, en de vrouw van Laurens Cornelisz niet als sieraad… Ik heb er u beteren geschonken.”