Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/522

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

toch heeft ze mij gevloekt! dat komt door Luther; dat komt door u! Tot in den dood vervolgen mij twee spooksels, Luther en gij. Ze weren van mij, wat mij lief is, tot den priester toe, die mij zegenen zoude. O; ik vloek Luther! o! ik vloek u.”

»Ik kan dit lijden niet dragen,” gilde Ottelijne met wanhoop. »O Heere God! heb erbarmen! Aernoud! vloek mij niet, niet met eenen stervenden mond! gij zult niet sterven! ik wil niet dat gij sterven zult!”

Met eene overspanning zijner laatste krachten rukte zich de veege op uit hare armen, en stond recht overeind twee minuten lang… »Een’ priester! ik zie een’ priester!” riep hij met akelige blijdschap; toen viel hij terug op den harden grond, machteloos, volstrekt uitgeput. Ottelijne had zijn woord voor zinsverbijstering gehouden… en toch, het was eene waarheid. Enriquez kwam met water, hij kwam niet alleen. De Spaanche page vergezelde hem met eenen priester, den pastoor van Everdingen, die verlegen ronddoolde na de plundering van zijn dorp. De arme Silvio, die Aernoud gevolgd was naar de hagepreek, had zijnen meester gewond zien neêrvallen, en met het instinkt van den Spanjaard, die eer naar den priester omziet dan naar den heelmeester, was hij weggeijld, om eenen zulken te vinden, alleen hij zoude niet geslaagd zijn, vreemdeling als hij was, die de taal des Lands niet kende, zoo niet de ontmoeting van Enriquez, tot wien hij zich wendde in zijne moederspraak, en die hem begreep en die hem antwoordde, hem eenen behulpzamen geleider had geschonken.

»Ik ben nog niet te laat gekomen,” sprak de pastoor, die Aernoud was genaderd. En die begon hem de diensten te bewijzen, die zijne Kerk den stervenden verleent. Silvio, de getrouwe Katholiek, knielde nevens zijnen meester.

Enriquez voerde Ottelijne op eenen kleinen afstand. — »O mijn Heere!” riep zij, »vergeef der zwakke, die twijfelen kon aan Uwe redding!” en daarna bad ze in stilte voort; de stervende noemde haren naam, zij snelde tot hem en ving den zachten, dankbaren blik op, dien hij haar toewierp, maar niet meer een woord, want slechts een zucht ontglipte hem en de martelaar voor Rome had uitgestreden!