Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/524

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XXX.
De Hertog van Gelderland.



Karel van Egmond zat aan zijn middagmaal op zijnen burg, het Valkenhof, te Nijmegen. Wij kunnen niet bewijzen, dat het te dier gelegenheid was, waar bij men hem voor zich alleen eenen halven hamel voorzette en vijf hoenders, maar wel, dat hij evenmin nu als toen gevaar liep den hongerdood te sterven; want schoon hij met meerderen aanzat, was daar een voorraad van hamelrumpen geharst of geroost, van vogelen, van spiering en van wermoijs of groenten, die den eetlust van het corps Aldermen, met den Lord-mayor aan het hoofd, had kunnen uittarten, en dat er op zijne tafel eene kostbare verzameling schitterde van al wat de toenmalige weelde als noodzakelijk en overtollig tafelgereedschap had uitgevonden en pronkend ten toonstelde. Eene credenz, zoo rijk bezet als de zijne had geen Heer of Hertog van Gelre bezeten vóór hem, die de Fransche verfijning paarde aan de Bourgondische prachtliefde. Hoezeer hij prijs stelde op kostbaar »drinkgeschier,” getuigde die macht van pijpkannen, en flesschen en bekers, met en zonder voetstukken, en kuipjes, en napjes, en tonnekens op sleeën, en koppen met vergulde deksels, en buffelhoornen met zilveren banden, die meest allen van zilver of verguld, of ten minste met eenig edel metaal omzet, een goed deel van zijnen rijkdom uitmaakten. Als uitnemende bijzonderheid, en waarop hij zelf grooten prijs stelde, noemen wij nog eenen overdekten kop van aloëhout met gulden voet en een drinkglas van inlandsch kristallijn, vervaardigd door den Antwerpschen kunstenaar Arndt