Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/64

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

die dagen eene volgreeks van kwistige opdisschingen, waaraan altijd eere werd gedaan; onze voorvaderen zagen even gaarne een sappig wildgebraad op hunne tafel, als een mollig maagdelijn aan hunne zijde, en goudgele hypocras in den beker, als een goudgeel gelokt hoofdje, dat zich leunde aan hunne borst; zij waren zoozeer menschen der werkelijkheid, en zoo weinig de personen voor eenen æsthetischen roman; zij wisten zoo in het geheel niets van zwakke zenuwen en slappe magen: maar ook, welke krachtige lichamen, en welke onbuigzame hoofden, en welk een ongeschokt natuurlijk verstand! En welk eene macht tot werken, en welk eenen moed tot dragen, en welk staalvast geduld; maar ook welk eene onwrikbaarheid van wil!

Welk eene vaste en degelijke aarde voor een goed zaad! Luther’s geest bevruchte die athleten-stof met een bezielend denkbeeld; Philips’ despotische arm drukke de krachtige massa met zijnen tirannen-scepter, en ge hebt de hervorming, die zij de hunne maken, en ge hebt de gespierde worsteling met Spanje, waarin zij zegepralen!