Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/141

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Men viert geen feest op de Werve, daartoe hebben we geene gelegenheid en geene aanleiding," sprak zij wat knorrig en kortaf.

»Druk er niet te veel op, Francis!" plaagde ik, »gij kunt niet vooruit weten wat er nog gebeuren kan; ik ben een stijfkop, zooals gij zelve hebt gezegd, en een origineel op mijne wijze zoo wel als gij; maar om te beginnen zal ik mij tevreden houden met dien zekeren zijden japon, die u goed zal staan, dat weet ik vooruit; mits gij wat werk maakt van dat prachtige haar en u de moeite geeft de eene of andere parure aan te doen!" Gij moet weten, Willem, dat ik à tout hasard de sieraden die zij bij Overberg te pand had gegeven, in mijne reistasch had gestoken; maar ik bemerkte wel dat zij nog vooreerst niet te pas zouden komen. Zij vloog op of eene wesp haar gestoken had; hare oogen fonkelden van toorn, en al kon ik hare trekken niet meer onderscheiden, ik ben zeker dat een gloed van verontwaardiging haar op het voorhoofd steeg, terwijl zij op heftigen toon uitviel:

»Ik heb geene parures meer! en ik wil ze niet hebben, verstaat gij, Jonker van Zonshoven en dit zeg ik u: als ’t u schelen kan of wij vrienden blijven al of niet, vervolg mij dan nooit weer met uwe zotte invallen. Ik mag wel eens railleeren: dat geeft wat zout aan de conversatie, maar het moet geen bijtend loog worden; en dit is kwetsende ironie, mij van mijne diamanten te spreken, terwijl ik bezig ben u te vertellen, dat ik alles aan mijne relatiën heb opgeofferd." Ik begreep dat ik werkelijk eene pijnlijke wonde had aan geraakt. Ik had niet van diamanten gesproken, maar zij herdacht aan de hare die voor haar verloren waren, en zij betreurde ze, dat was zeker! Ik had te veel deernis met haar om met hare zwakheid mijn voordeel te doen en te toon en hoezeer zij zich verraden had; ik antwoordde koeltjes:

»Maar, beste freule Mordaunt! hoe kon ik dat raden? Al vertelt gij mij dat gij uwe garderobe hebt geplunderd ten behoeve van een behoeftig jong meisje, dan volgt daaruit immers nog niet… dat alles wat gij mij daar in één adem mededeelt."

»Gij hebt gelijk: met u moet men les points sur les I zetten, zult gij verstaan, en ik was er aan bezig; maar gij hebt mij zelf van het droevig relaas afgebracht, Grootpapa dan, vond het zorgeloos en tegelijk weelderig leven bij zijn vriend te A. zeer naar zijn smaak en bleef er tot in het voorjaar; hij kwam tot mij