Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/203

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ons zou durven bewijzen; en. u zoo’n man tot vijand te maken!" Ik zag duidelijk, dat ik niet deugde in zoo’n meisjeskring, en ik heb later al de voorrechten van die educatie begrepen, toen ik Leontine in de wereld ontmoette als de vrouw van een kolonel, met een tweeden luitenant tot cavaliere serviente; waarlijk, zij was een model van goeden toon, en eene distinctie! Men zag het in alles, dat zij perfect was opgevoed! Zij was allervriendelijkst jegens mij, maar executeerde mij achter mijn rug en pleine société. Men amuseerde zich zoo met »Majoor Frans," die zoo grof durfde zondigen tegen de étiquette, dat zij bij groot toilet een kanten pelerine droeg, terwijl het gebruik wilde, dat men, om recht gekleed te zijn, zich zooveel mogelijk decolleteerde.

Het licht zeker aan mijn jongens-opvoeding, maar ik heb nooit recht begrepen, waarom de »dames" zich juist zoo blootgeven, als zij onder de wapenen moeten zijn, bij danspartijen en diners; en sinds ik eens bijgeval de gesprekken heb aangehoord, die de heeren zich onder elkaar veroorloven op dit chapitre, heb ik mij zelve beloofd, dat ik althans. die dwaasheid niet zou meeplegen, tot groote ergernis, zooals gij wel begrijpen kunt, van alle gens comme il faut. Maar genoeg ik zou niet zoo lang blijven stilstaan bij deze herinneringen mijner jeugd, zoo ze niet tegelijk de bron waren geweest waaruit alle mijne latere wederwaardigheden opwelden, en tegelijk als de voorspiegeling van ’t geen mij voortaan in de wereld zou te beurt vallen. Gij hebt mij eens gevraagd hoe ik begonnen ben: gij kunt nu zelf beoordeelen of het mijne schuld is, dat ik de samenleving niet en beau zie. Ik heb er deze ervaring opgedaan, dat werkelijk kwaad en diepe bedorvenheid, mits door den deftigen liefdemantel van het decorum bedekt, niet slechts met verschoonlijkheid bejegend, maar zelfs met wel gevallen worden geaccueuilleerd, terwijl ruwe vormen bij goede intentiën niet dan ergernis verwekken; dat het noemen van de dingen bij hun naam, het aanwijzen van een fielt of eene friponne, tot de onvergefelijkste zonden behoort in het gezellige leven; en dat zijn, Daar het mij voorkomt, ziekelijke verschijnsels, die het pijl der moraliteit altijd dieper zullen doen zinken."

»Het is waar, daar wordt een valsche maatstaf gebruikt en groot onrecht gepleegd waar men zich zoo aan de vormen hecht dat het wezen er onder verwaarloosd wordt, en gij hebt daar werkelijk wonde plekken aangewezen, die een kloek geneesheer