Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/218

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wacht had; ik kleedde mij met smaak, dat wil zeggen naar zijn smaak, hoewel hij er verre van af was mij dit op te dringen, maar ik raadde den zijnen en volgde dien op mijne eigenaardige wijze; want van slaafsche naäperij van hetgeen de mode voor schreef, had ook hij een afkeer, die geheel in mijn karakter viel. »Somewhat originality" vond hij piquant, en hij achtte het schade zoo de individualiteit verloren ging onder zekere vormen, voor iedereen gelijkelijk afgepast. Als hij zoo sprak, raadde ik dat hij in mij prees, wat anderen in mij afkeurden. Omdat hij het noodig had geacht, ging ik in de wereld; maar mijn hart zette ik er niet op: mijn hart was met hem waar zijn schat was, in zijne boekenkamer, waar ik uren lang met hem samen was, naar hem luisterend, zonder mij te vervelen, zooals mij soms gebeurde op eene drukke danspartij; want HIJ danste niet! Tot in de droge oudheidkundige studiën, waaraan hij zich wijdde, begon ik belang te stellen. Ik vertaalde voor hem, wat hij uit zekere Hollandsche boeken of tijdschriften verlangde te weten. Ik copiëerde voor hem, zonder er aan te denken, dat zitten schrijven vervelend kon zijn; ik vergat dat er een stal was, dat mijn lievelingspaard door den groom moest worden afgereden; ik vergat alles en allen; ik was alleen opmerkzaam als het de behoef ten van lord William gold. Als de meeste heeren hield hij van eene goede tafel en was er aan gewoon. Hij had er daarbij alle recht op in ons huis, zooals ik later heb begrepen. Genoeg, ik vond een lust in de mannelijke studiën, zonder de vrouwelijke plichten te verzuimen. Zelfs de vrouwelijke behaagzucht was in mij wakker geworden. Vroeger had ik zeer weinig om mijn uiterlijk gegeven; nu nam ik er acht op en was zorgvuldig in de minste kleinigheden; want Mylord, al was hij nog zoo’n oudheidkenner, kleedde zich met de uiterste zorgvuldigheid, en zoo modern als een perfect gentleman die geen fat wil zijn.

Mijn eenig verdriet was als ik zag dat Mylord zich met andere dames bezighield, en toch, dat kon wel niet anders, wilde hij mij patronessen bezorgen in zekere kringen. Sir John gaf zich daartoe geen moeite, en daarbij Mylord hield niet van spelen en wilde niet dansen, terwijl ik toch niet als eene matrone tapisserie kon maken. Zoo leerde ik de jammerlijkste passie der vrouwen, den kleinen naijver kennen, maar waagde het toch niet die te toonen; ik wist vooruit dat hij dit ergerlijk kleingeestig