Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/449

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

jongeling. Er waren geen rimpels op zijn gelaat te bekennen, of het moest zijn in de hoeken der slimme donkerbruine oogen en op het breede voorhoofd; maar die werden vermomd onder de witte krullende haren, die schijnbaar achteloos, maar zeker niet zonder opzet wat laag neerhingen, als een toupet uit de dagen van het eerste Keizerrijk. Hij hechtte kennelijk aan dit détail, en hij had daar geen ongelijk in, want het deed de donkere wenkbrauwen te sterker uitkomen, die zeker bijzondere zorg vereischten om zoo ongemeen zwart te blijven, terwijl de sneeuw van den ouderdom reeds de kruin dekte.

Dan… de geheimen van zijn toilet laten wij aan zijn kamerdienaar. Te oordeelen naar ’t geen voor oogen lag, was de uitdrukking van zijn gelaat schrander en levendig, al was er mogelijk meer sluwheid en ironie waar te nemen in den glimlach, die er rondom zijn fijnen, wat ingetrokken mond speelde, dan gulle vroolijkheid; maar een terugstootenden indruk gaf het niet, en het was wel aan te nemen dat hij succes had gehad in de groote wereld, en dat hij van deze triomfen nog niet behoefde af te zien. Hij was geen vieux beau, met wiens pretensies men lachte, hij was een »serieus man," voor wien men een weinigje bang was; want hij kon zeer scherp zijn en zeer malicieus, en was er voor bekend, dat hij er niet tegen opzag om eene reputatie te bederven met een paar tongslagen.

Zijne kleeding was die van een man die geen fat wil zijn, maar die toch hecht aan den indruk dien zijn voorkomen op anderen moet maken. Hij was coquet op zijne handen, die, blank en gevuld, met den adellijken zegelring prijkten.

De staatszorgen, die toch een tijdlang in volle zwaarte op hem hadden gedrukt, bleken hem niet gedeerd te hebben, toen hij eens dien last weer had afgeschud — »on ne m’y prendra plus," had hij lachende tot zijne intimes gezegd. De geestdrift voor de publieke zaak had hem niet verteerd, hij had geen hervormer willen zijn, hij had zich niet overspannen, hij had zich in niets overijld, hij was routinier geweest; en toen de stroom des tijds tegen de oude baan inliep, was hij met volkomen gewilligheid en met volkomen kalmte ter zijde gegaan. Daarmee is niet gezegd dat hij geen stillen maar diepen wrok hield tegen de nieuwe lichting, en hij toonde altijd Schadenfreude, als een van hare voorstanders culbuteerde of in zijne eigene plannen verward raakte.