Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/51

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Meest in de ongeloovige boeken, daar uit die kleine boekenkast, een enkele maal wel eens in den Bijbel, maar niet gezet. In een leesgezelschap was zij niet; zij wilde niets weten van den grooten strijd dezer dagen en geen krant zien dan de Haarlemmer.”

»Die ongeloovige boeken” waren Fransche, Duitsche en Engelsche klassieken. Ik beduidde van Beek, dat ik wel wat zwak zou hebben op die kleine, uitgezochte boekerij, alles keurig gebonden, maar blijkbaar niet als onnut sieraad aanwezig.

Onder de »ongeloovige boeken” had ik Fénélon, Bossuet en Pascal opgemerkt, in minzame ruste gerangschikt nevens Voltaire en de Encyclopedisten, terwijl Gellert, Lessing en Klopstock met Lavater hunne ruime plaats hadden gevonden nevens Goethe en Schiller en de tooneelspelen van Iffiand en Kotzebue!”

»De boeken kunnen niet geacht worden tot het huisraad te behooren,” sprak van Beek met eene deftige buiging, »en, al ware dat zoo, het spreekt vanzelf, dat de jonker in alles de preferentie heeft.”

Ge moogt me gelooven of niet, Willem, maar ik moet u bekennen, dat ik voor ’t eerst eene onvermengde gewaarwording van blijdschap had, toen ik opnieuw den blik richtte op dat bibliotheekje en het aanzag met de oogen van den eigenaar. Al de ontzaggelijke geldsommen, die van Beek mij in zijne notarieele akten had voorgesteld, al de papieren, die vele duizenden vertegenwoordigden, hadden mij, ik zal niet zeggen koud, maar vreemd gelaten. Ik kon er mij nog niet in zetten als mijn eigendom, maar Shakespeare en Molière, la Fontaine en Pascal kon ik mij denken als de mijnen, en met eene onwillekeurige beweging greep ik een deeltje, als om er feitelijk bezit van te nemen.

Van Beek glimlachte, en knipoogde met zijne slimme kijkers. De kamenier, die er bij stond, keek mij aan of ik heiligschennis pleegde.

»Ik zou eer gedacht hebben, dat de jonker zwak had op den Bijbel van de freule,” zei ze bij wijze van critiek.

»Het eene belet het andere niet, juffrouw Jones, althans zoo gij zelve daaraan niet hecht.”

»Och neen, jonker! Zoo’n wereldsch, nieuwerwetsch boek daar