Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/121

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

maar het zoetste geheim van hare vrouwelijke ziel was toch reeds eene prooi geworden, waaraan zich de lasterzieke tanden der hoofdstad gretig vergrijpen zouden; en door gewaande onverschilligheid was niets meer te bemantelen.

Ik was diep getroffen door deze uitkomst; want ook ik, ofschoon met het beste doel, had er het mijne aan toegebracht.

Ik vond mij verplicht den secondant van Bothnia te gaan spreken. Wij begrepen beiden, dat de partijen van haar ongerijmd besluit niet zouden zijn terug te brengen; want ook Lieuwestins had onder alles, wat hij leed, telkens uitgeroepen: Hij zal voldoening hebben. Martha zal zich gewroken zien. Maar wij werden het eens, dat de zaak niet tot het uiterste zoude komen. De kieschheid en billijkheid van mijn ongelukkigen vriend kwam volkomen in onze bedoeling. Hij liet den beleedigden broeder het eerst schieten. Wij zorgden voor een behoorlijken afstand; Bothnia miste, ofschoon zijn kogel den arm zijner partij voorbijsiste. Toen wierp Lieuwestins, als een waardig christelijk edelman zijn wapen weg, en bekende onrecht. De jonker was voldaan. Maar die andere diepe wonde, in het hart van twee menschen, was daarmede niet geheeld. De grietman trok zich terug op zijn landhuis, waar hij zich meer dan ooit afzonderde; hij sleet voortaan een lijdend en ziekelijk leven, het leven van iemand, die zich diep rampzalig gevoelt, en die niet durft klagen; want hij wilde niet zeggen: dat heeft mij mijn kind gedaan! En een bitter gevoel van zelfbeschuldiging mengde nog meer gal in zijn beker. Hij was alleen de vader van zijne dochter geweest; hij had ook haar opvoeder moeten zijn. Ines karakter verzachtte zich ook niet na die plotselinge verbanning uit eene wereld, waarin zij vreugde had gevonden. Eerst veel later huwde zij een armen nietsbeduidenden luitenant, dien het lot in haar weg bracht. Het was niet ter vermeerdering der levensvreugde van Lieuwestins. Die schoon-