Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/131

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

drukte, dankte zij mij voor mijne deelneming met een weemoedigen blik, dien ik nooit vergeten zal.



II.


Ik kon mijn ongeduld, om hare papieren in te zien, nauwelijks opschorten tot mijne terugkomst in de stad. Zij waren voor Marielle geschreven, ik geef den lezer niets dan een uittreksel van datgene, wat hem belang kan inboezemen; het volgende is aan het geschrift van Anaïs ontleend, gedachtig aan haar verlangen, heb ik de ware namen verzwegen.

Op haar twintigste jaar was Anaïs de V., weeze van een baron des Franschen keizerrijks, eene der meest bekende schoonheden in den schitterenden en weelderigen kring, dien Pauline Borgheze om zich verzameld had. Op zich zelve staande, na eene opvoeding, die geheel geleid had tot zinnelijke en uiterlijke vorming; die tot behaagzucht prikkelde, zonder nadenken en zelfkennis op te wekken; die meer het vernuft en de verbeeldingskracht ontwikkelde, dan rede en oordeel; die den godsdienst tot een blooten vorm maakte, en niet tot godsdienstig gevoel voerde; bij de voorbeelden van lichtzinnigheid om zich henen, bijna gewettigd door de algemeenheid, moest zij al zeer spoedig medegesleept worden door het vuur harer eigene hartstochten, en eene gemakkelijke prooi zijn voor de verleiding die op haar loerde. Ook was Anaïs in een zeer treurigen zin de aangebedene schoonheid van den hofcirkel in den tijd, toen, de jonge Graaf Oscar, een Deen, wien de krijgsroem van Napoleon onder de Fransche vanen gelokt had,