Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/134

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zijn naam en zijn vermogen te schenken; op voorwaarde echter, dat zij zelve nooit hare moederlijke rechten zou doen gelden; dat Marielle haar nooit als moeder zou kennen; dat hij geheel alleen over hare leiding en toekomst beschikken zou. Voorwaar de eisch was hard, misschien onmenschelijk! Men stelle zich eene vrouw voor, die elk ander gevoel had willen opgeven, om al hare teederheid alleen op haar kind over te brengen, en die voortaan vreemdelinge moest blijven voor dat kind! En toch, wie kan Oscar veroordeelen? Hij vreesde te veel voor zijne dochter den invloed van eene moeder zonder grondbeginselen, zonder zuivere denkbeelden van rechte vrouwenwaarde, en die in zijne oogen elke aanspraak op achting verloren had.

Misschien dacht hij wel met Racine:

Les crimes d’une mère sont un puissant fardeau!

Menige vrouw zou in zulk een eisch niet hebben toegestemd; doch Anaïs deed het. Zij doorzag, hoe een meisje, zonder anderen naam dan dien harer moeder; zonder anderen naam dan dien eener verlatene vrouw, in de samenleving of eene vernederende plaats wachtte, of wel, dat zij geheel verstooten zou worden uit den kring, tot welken zij volgens hare geboorte behoorde. Zij was geene gewone moeder; zij beminde zonder eenige baatzucht; zij gaf dus toe met een bloedend hart.

De graaf liet, ondanks deze vordering, de kleine Marielle tot haar vierde jaar bij de oude bloedverwante. Toen de oorlogen, in Duitschland gevoerd, het verblijf aldaar onveilig maakten voor zijne dochter, en hij zelf als krijgsman haar niet persoonlijk verzorgen kon, wist hij voor haar geen geschikt toevluchtsoord te vinden. In zijn vaderland was hij zelf vreemdeling geworden, sedert hij den keizer diende. Daar viel het hem in, dat eene Deensche dame, die hij als eene achtingswaardige vrouw kende, sedert jaren als weduwe van een voormaligen consul in Holland woonde.