behoeften van de schatkist, waarvan later de navolging met pijnlijker offers aan den uitgemergelden burgerstand zou worden opgelegd. Meestal ook is de vorstenhuishouding een slechte standmeter voor de welvaart van het volk. Het was ook blijkbaar, dat deze hovelingen eenigermate van de gunst en goeden wil huns meesters zeker moesten zijn, want echte hovelingen hebben geene vreugd, dan die hun toelacht uit den blik van hun heer. Zoo die regel een doorgaande was, moest de jonge man die geleund stond tegen het lage staketsel, dat de baan omgaf, welonder eene harde ongenade gebukt gaan, zoozeer stak zijne lustelooze dofheid af tegen den dartelenden levenslust van den joelenden kring rondom hem. Toch waren al die lieden daar getuigen, dat hij eene dier uitzonderingen was, welke den regel bevestigen. Wij herkennen in hem het slachtoffer der zonderlinge vereeniging van goedige zorg en wreede willekeur, van overgroote belangstelling en miskenning beide. Wij herkennen den armen Anatole, die nog een vroolijk en vrij jonkman zoude geweest zijn, zoo hij niet graaf De Feuquières had geheeten. Zooals hij daar stond, met het bovenlijf heen gebogen over de smalle lijst van het afschutsel, de oogen strak gericht op hetzelfde punt, scheen het, alsof hij met de opzettelijkste inspanning de bewegingen van een enkelen der spelers naging, en toch was het zeker, dat hij het niet zoude opgemerkt hebben, al had deze den bal naar zijn voorhoofd gericht. Ondanks hun werktuiglijk heenstaren was het dien oogen van een diep donkerblauw aan te zien, dat ze schitteren konden en spreken, als vroolijkheid of vernuft ze bezielden. Zijne gelaatskleur, die al zijne kennissen nog kort te voren om hare frischheid benijd hadden, was tot een vaal bleek bestorven, dat niet verzacht werd door de sterkblonde pruik, welker groote lokken ver over den schouder nedervielen. De bleeke, ingetrokken lippen en al de trekken van zijn gelaat, door eene doodsche onverschilligheid strak gespannen, lieten het nauwelijks raden, dat ze eenmaal hadden kunnen glimlachen en de verschillende
Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/152
Uiterlijk