Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/179

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Dus niet het model!

— Ook dat, Sire! mijn vader gebruikt mij gewoonlijk daarvoor, als hij engelen, deugden of godinnen heeft af te beelden, voegde zij er bij met naïveteit.

— Dat geloof ik gaarne, hernam Lodewijk met een glimlach tegen mevrouw De Maintenon. Maar zie, dat geeft de zaak reeds terstond eene betere houding. De dochter van den ridder Mignard die zich leent tot de kunst van haar vader, is geheel iets anders, dan een van de wezens, die zich ter beschikking stellen voor elken schilder… Hij hield zich in, zag de markiezin aan, en trachtte in hare trekken te lezen, toen hij voortging: dat verontschuldigt onze jongen wildzang…

— De dochter van den ridder Mignard zou den graaf De Feuquières kunnen huwen! was de beslissing der schrandere, dame. Er zijn grootere afstanden door de liefde overgesprongen.

— Of geëffend door groote deugden, sprak de koning hoffelijk op denzelfden toon, en tot Louise zeide hij:

— De graaf De Feuquières schijnt tot u in eenig betrekking te staan, mejuffrouw Mignard: valt het u moeilijk, ons te zeggen, welke?

— Volstrekt niet, Sire, antwoordde zij opgeruimd. Wij voerden eene innige en gemeenzame briefwisseling, vele maanden lang.

— Menige ernstige genegenheid is op die wijze begonnen, zei de koning, altijd weder zijne vriendin aanziende, die hare groote zwarte oogen nog dieper nedersloeg dan gewoonlijk.

— En dat heeft hem dus verhinderd, zijn huwelijk met mevrouw De Pharsin te voltrekken, denkt gij? vervolgde hij tot Louise.

— Dat durf ik niet beslissen, antwoordde zij, hoog blozende; indien de graaf hier voor zich zelven konde spreken…

— Gij hebt gelijk, kindlief! en dat is zeer gemakkelijk. De graaf wacht onze bevelen in de salle des Gardes. Wij