Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/224

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dom streefde, met voorbijzien van uw persoon, o! Hoe geheel anders was dat! Reeds toen ge een kind waart, heb ik u bewonderd, als ik bij mijne reizen naar Londen op uws vaders slot vertoefde; en al de kracht mijner vaderliefde voor lord William was er noodig, om hem zijn geluk niet te benijden; — ik was het, die altijd uw beider ontmoeting verschoof, als had ik een voorgevoel, dat ik grooter recht op u zoude krijgen dan hij…

— Hebt gij mij dat gedaan? sprak Metella, met fonkelenden blik.

— Het is voorbij; Iaat het vergeven zijn! ik zeg het u, opdat gij weten zoudt, hoezeer ik er ver van was, in u iets anders te beminnen, dan u zelve. Het is zoo, in mijne eerste trotsche vreugde op uw bezit, wille ik u bewonderd zien aan het hof; in de wereld met u schitteren; tot de oogen des konings toe, moesten benijdend op mij staren; maar, helaas! ras gevoelde ik mij te zwak voor die proef; ik was radeloos van ijverzucht op de blikken zelven, die ik naar u heenlokte; ik voelde mijn bloed gal worden, als een man u naderde, dien ik zelf tot u had gebracht; ik had mijn koning kunnen doorsteken, toen hij u het voorhoofd kuste. Ik gevoelde, dat ik gevaarlijk werd voor mij zelven, voor anderen; ik rukte u van daar, en ik sleepte u in deze eenzaamheid; en toch, ik had gerust moeten zijn; ik weet het, gij waart deugdzaam; als een reine engel gingt gij door het leven; uw oog zag niet op naar het oog van anderen; uw oor hoorde niet naar hunne taal; uw hart klopte niet voor het hunne, maar, helaas! ook niet voor mij, en ik… o, Metella! is dit alles niet gezegd, hoe ik u liefheb? Metella; ik ken den hartstocht voor het eerst, en de hartstocht brandt fel in de borst van een grijsaard; — want die verteert zijn laatsten levensgloed, en hij voedt dien met zijne eenigste kracht. En toch ik heb eene sterke ziel die schokken kon doorstaan, waar anderen bij bezweken zouden zijn! Slechts uwe koelheid draag ik niet, die zou mij dooden; daarom spreek, Metella! mijne geliefde boven alles! Spreek, hoe