Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/226

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

heb, dan een titel en eene rijke bezitting! Ik weet, dat eene ziel als de uwe van een beginsel als dit, niets begrijpt… maar, hoe dit zij, als ik het u nu gebied! als het de prijs is van dat, wat gij liefde noemt… Een klam zweet parelde hem op het voorhoofd en hij zag doodsbleek. Een geweldige strijd verhief zich zijne borst. in het einde gilde hij meer dan hij sprak. — Juist, dàt kan ik niet; zelfs niet,.. als ik het wilde. Ik heb een eed gezworen, dat niemand mijn erfgenaam zou zijn dan gij, zoo lord William er geene naliet. Ik heb nooit een eed gebrken; maal al mocht ik… vroeger stond hij een beteren in den weg en ik schoof hem ter zij.de zonder haat. — De hardnekkige

wil mij dwingen! Nu haat ik hem! Triomfeeren zal hij niet!

— Het is wel mylord! wij zijn dan gescheiden, door mijn wil: omdat ik niet verbonden wil zijn aan den man die met groote woorden van groote offers praalt, en die mij den eersten en eenigen wenssch ontzegt, die toch geen offer van hem vergt dan dat van zijn haat. Door de wet: want gij hebt erkend, dat die zoon, uw oudste zoon vóór ons huwelijk leefde! Hij was de erfgenaam, de vertegenwoordiger van uw huis, aan wien mijne hand behoorde. Een gepleegd bedrog ontbindt de bedrogene!

— Metella! mijn engel en duivel! mijne belooning en straf mijne zaligheid en hel! verlaat mij niet; gij rukt mij het hart uit het lichaam! verlaat mij niet! smeekte hij lafhartig.

— Gij waart zonder barmhartigheid voor een ander. Leer, wat wanhoop is! ..

— Ik weet het; ja, ik weet het; en gij, kwel—demon van allen

— Ik weet het; ja ik weet het; en gij kwel-demon van mijn leven! gij zult het zien. Mijn rijkdommen, de uwe! zal ik wegwerpen aan vreemden; uw uw jammerlijke gunsteling zal doodhongeren in het aanzien van hunne weelde; gij zelve…

— Niet aan vreemden moogt gij uw goed wegschenken, lord van Eastland! zie, ik sta voor u als de straffende