Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/72

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Dat wil ik ook, riep zij, zijne beweging volgende.

De arme Honorine was als bedwelmd en duizelig van verwarring en verslagenheid: zij had nog nooit een man aan hare voelen gezien, en dan nu beide, een bevallig aanzienlijk heer en eene allerliefste jonge dame, die proef was te sterk.

— Maar hoe zal ik voor u kunnen doorgaan? mijne manieren, mijne houding… sprak zij aarzelend.

— Zij zijn volmaakt, riep de jonge man opstaande, ten minste, voor een provinciaal.

o! Zij geeft toe, riep Gabrielle, eveneens zich oprichtende; in waarheid, Honorine! in mijne kleederen zult gij zoo goed in ons salon passen als ik zelve… Zeg slechts, dat gij toestemt, en wij zullen het overige morgen in den vroegen ochtend beramen.

— Ja, want men zal ons op het bal beginnen te missen.

— Welnu dan, mijnheer — mejuffrouw! ik zal u genoegen geven.

— o! Dank, dank, duizendmaal dank! juichte Gabrielle! en vroolijk, alsof het gevaar reeds ganschelijk van hare liefde was afgeweerd, danste zij naar de deur, en sleepte Maurice mede. Toch keerde zij zich, terwijl hij vriendelijk groette, nog eens naar Honorine om. — En nu, mejuffer! ga gij slapen, en gun u.. wat rust — het heeft geene haast met mijn bruidskleed, en gij zult hierna niet meer behoeven te werken.

Dat had Honorine niet kunnen denken, dat de hoofdpersonen van het bal, uit de schitterende zaal, op haar kamertje zouden komen, om er de verhooring van hun grootsten wensch af te smeeken.



Honorine zat in het salon van mevrouw de T.-N., gekleed in het kostuum van hare rol, dat zij inderhaast voor zich passend had gemaakt. Zij had het eenvoudigste