Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/400

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

stelde, en eindigde met een uitersten wil, waarin hij zijn tweeden kleinzoon Ferdinand macht en waardigheden opdroeg, die op de rechten van den ouderen broeder inbreuk maakten, en die genoeg twist en verdeeldheid moesten brengen, om Arragon af te scheuren van Castilië — toen schaarde Ximenès zich, billijk als trouw, aan de zijde van hen, die waakten voor de belangen van het vaderland en streden voor de rechten van een wees, die verre was; ofschoon hij nooit met hen eens was geweest in bedoelingen en wenschen. Ook triomfeerde de rechtvaardigheid over verwanten haat, en toen Ferdinand stierf, liet hij zijn oudsten kleinzoon Karel, reeds Graaf van Holland en Aartshertog van Oostenrijk, het vereenigd rijk van Castilië en Arragon als wettige erfenis achter.

Maar toch was aan den Aartsbisschop van Toledo de zorg van Spanje opgedragen, tot Karels meerderjarigheid en overkomst. De Vlaamsche opvoeders van den jongen Vorst hadden dit oogenblik reeds lang met bezorgde blikken tegemoet gezien; hadden op hunne wijze voorzorgen genomen, om de opvolging te verzekeren aan hun kweekeling, maar hun zelven de macht in zijn naam. Dan, tot dit laatste hadden zij zich in het middel vergist. Een vroom en belangeloos man, de Leuvensche deken Adriaan van Utrecht, was nog bij Ferdinand’s leven naar Spanje gezonden, om bij zijn dood het Regentschap te aanvaarden in Karels naam. Doch de Koning, wien dat staren op het uur van zijn sterven onverdragelijk scheen, had hem als spion gehouden en hem nooit willen zien, en Ximenès, zonder zich aan Vlaamsche volmachten te storen, nam de teugels van het bewind in de vaste en moedige hand. Dat Adriaan de man niet was, dien men tegen dezen Staatsman had moeten overstellen, is reeds elders gezegd, maar zelfs, al ware hij hem meer gelijk geweest in krachten des geestes, vreemdeling in dit land, door niet ééne partij met oprechtheid ingelicht, stond de kans niet gelijk, en de hulpmiddelen waren het nog minder. De raadslieden des jongen Konings deden hem het Kardinaalschap opdragen, om ten minste eene ongelijkheid in rang te effenen. Dan, het bleek ijdel. Als eenvoudige monnik zou Ximenès over dezen Kardinaal geheerscht hebben; men zond hem mede-regenten, die hunne stem altijd voegen zouden