Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/407

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

liefhebt, hernam Ximenès met kalme waardigheid, maar voegde er bij op veel beduidenden toon: »Neem hier uw afscheid; gij zult Zijne Genade niet meer naar zijn paleis volgen.

»Gij hebt het gehoord, Prins! riep Cecco, terwijl hij aan Ferdinand’s voeten nederknielde; »ik acht mij niet ontslagen, — maar ik kan niets tegen de overmacht; wij moeten scheiden, wees nu lijdzaam, voegde hij er zacht en haastig bij, »ce dag komt, dat gij mij wreken zult! mij en u zelven.

»Neen! riep Ferdinand, en trachtte hem op te heffen, en sloeg hartstochtelijk den arm om Cecco”s hals, als wilde hij zich aan hem vasthechten voor immer. — »Neen, men zal ons niet scheiden! — Neen, zoo min de sterren zich afscheiden van de lucht, zoo min kan ik mij scheiden van u! Niemand heeft het recht, mij mijne dienaren te ontnemen; deze Priester niet, mijn broeder, de Prins van Castilië…”

»De Koning”, viel Ximenès gebiedend in.

»Alleen mijne moeder, alleen de Koningin, die behoorde te regeeren; en zonder welke men beschikken wil over mijn lot. Koningin Johanna…”

»Is niets dan eene schaduw,” sprak de Regent.

»Eene schaduw, die het licht uit Vlaanderen kon verduisteren, waarmeê gij dit brave volk van Castilië de oogen verblindt,” hernam Ferdinand, en bleef zich vastklemmen aan zijn gunsteling; maar Ximenès verhief blik en stem, en sprak met-strengen ernst, maar toch zonder toorn:

»Daar moet een eind zijn aan dezen ongerijmden redetwist, jonge man! Alles, wat gij gezegd hebt, heb ik aangehoord, als niet uit u; ik wil gelooven, dat gij niet oordeelt dan naar de begrippen van anderen; niet spreekt dan door de ingeving van anderen; maar gij hebt onderscheiding genoeg, om te gehoorzamen; en in den naam der wet, in dien der Kroon, eischt de Regent van Spanje gehoorzaamheid van den tweeden zoon van Spanje! Prins van Oostenrijk! uwe plaats is niet aan de zijde van een verdacht onderdaan, maar naast dezen zetel; kies tusschen rebellie of onderwerping.”

En hetzij Cecco, die al den omvang van dit woord overzag, zich met geweld afscheidde van zijn kweekeling, hetzij deze ondanks zich zelven beheerscht werd door de overmacht van die