Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/415

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

spreken, afstand doen aan dezen edelman, die mijne zaak komt bepleiten.

»De Baron Amerstorff heeft vanzelf den voorrang, sprak de Kardinaal hoffelijk; »alleen vergunne hij mij te doen, als ontving ik slechts u; mijn geest is wel volkomen meester over mijn lichaam, maar men moet zelfs zijne slaven niet te overmatig belasten, en ik heb in dit rustuur wel wat heel weinig rust gehad. — Werkelijk had hij zich weêr gansch neêrgebogen in zijn armstoel, en liet het hoofd op ééne zijde vallen, eene houding, die hem gemak scheen te geven. — »Als de Koning hier is, zal dat beter worden, eindigde hij met een welgevalligen glimlach, en sloot weêr de oogen. Amerstorff, die wel wist, dat hij evengoed toeluisterde, en tegelijk, dat hij in zulke oogenblikken niet minder scherp zag dan anders, sprak beleefd. maar deftig:

»Uwe Eminentie geve zich geene moeite om mijn bijzijn; ik kom niet als haar ambtgenoot, noch om staatszaken, maar slechts in het bijzonder belang van twee jongelieden, waarop wij betrekking hebben.”

»O! dat zal zich dan later vinden, hernam Ximenès, zich reeds weêr opheffende, — ik heb andere plichten.”

»Geene, die minder uitstel lijden, Monsenôr! hernam de Baron, »tenzij gij uwe nicht in een zonderling dubbelzinnigen toestand wilt geplaatst zien. Gij hebt den jongen Gauthier de Vergy gesteld onder de hoede van Donna Valentine, en zij is op het punt zijne bruid te worden.

»Ik begrijp niet! riep Ximenès, en sloeg zijne donkere oogen flonkerend op.

Gij zult begrijpen, hoogwaardige Heer! Gauthier de Vergy, Sire de Roubais, is jongste kamerheer en een weinig gunsteling van onzen heer den Koning; hij is mijn neef; hij zal mijn erfgenaam worden. Zoo hij hier niet nevens mij stond, zou ik van zijn karakter evenveel goeds kunnen zeggen, als van zijn adel. Hij bemint Donna Valentine met al den gloed van zijne een en twintig jaren; en de Senôra is niet al te zeer beleedigd door die liefde; anders zou zij hem en mij niet hebben toegestaan van Uwe Eminentie hare hand te vragen.

»Ik begrijp niet, herhaalde Ximenès, »hoe men Donna Valen-