Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/425

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Wat verder?” vroeg Ximenès, en zijne stem klonk weêr gebiedend. — Gauthier hief de vuist en het oog ten hemel, als bad hij wraak af, — en antwoordde niet.

Toen nam de Kardinaal zelf het noodlottige blad. Het was of de hartstocht zijne zintuigen scherpte; hij las — hij begreep, — zijne armen vielen slap neder, hij drukte het hoofd tegen de borst van Valentine en riep met eene akelig doffe stem: »Men verbant mij naar mijn bisdom. — Ik ben regent geweest! — Spanje kan buiten mij! Zijne gelaatstrekken verwrongen zich; zijn mond sloot zich na een zwaren zucht. De Koning had hem eindelijk het rustuur geschonken, dat hij zoo lang had ontbeerd!

Eene lange rust, waar een ontwaken op volgen kon, zoeter en zaliger dan Monarchen het schenken kunnen. De Academie van St. Ildefonse te Alcala liet een gedenkteeken oprichten van marmer, trotsch en koud als de Koninklijke dankbaarheid. Het hof huichelde rouw. Karel van Oostenrijk betuigde, dat hij hem zou geëerd hebben als een vader, — maar het volk schreide vele warme tranen; het volk viert tot heden een feestdag meer; en Kardinaal Ximenès is het zeldzaam voorbeeld van een Staatsdienaar, die na zijn val niet werd gelasterd, en dien de wereld Heilig heeft genoemd in zijn leven en na zijn dood.

1841.