Deze pagina is proefgelezen
Al de brandend witte rozen,
Aller vooglen hoogste wijzen,
Sneeuwen wolken en de hoozen
Blanke sterren die er rijzen,
Al de stralende oogenlichten
In der menschen aangezichten:
Al de brekers op de wijde
Zee die uitvloeit aan mijn voeten,
Zijn de onafgebroken stoeten
Van het zegerijk geleide
Waarvan de ommegang niet eindt
Tot uw glans hem overschijnt.
Zee die uitvloeit aan mijn voeten,
Zijn de onafgebroken stoeten
Van het zegerijk geleide
Waarvan de ommegang niet eindt
Tot uw glans hem overschijnt.