Naar inhoud springen

Pagina:Boutens, Vergeten liedjes (1910).pdf/62

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

KIND DER AARDE


Nu kom ik elken nacht, Moeder, slapen bij u thuis:
Geen afstand in den avond scheidt mij van uw liefdelichte huis.

Voorgoed uit al Gods sterren ken ik de eigen moeder mijn:
Daar is niets in de wijde heemlen als uw oogenschijn.

Hoe vindt de schaamte mijner oogen, Moeder, u onveranderd schoon;
Hoe bleeft gij trouw en goed, Moeder, voor den ontrouwen zoon!