Deze pagina is proefgelezen
DAAR RUIMT DE WIND...
Daar ruimte de wind en vaagt de heemlen schoon.
Vanavond nog zult gij verheerlijkt zijn
Wanneer de winden sluimren aan uw troon,
De sterren vlammen in uw baldakijn:
Vanavond nog zult gij verheerlijkt zijn
Wanneer de winden sluimren aan uw troon,
De sterren vlammen in uw baldakijn:
Als tusschen u en uw oneindigheid
De schaduw valt, en in dat klaar gewelf
Uw blank geluk dat god noch mensch benijdt,
Niets ziet weêrspiegeld dan zijn glimlach zelf:
De schaduw valt, en in dat klaar gewelf
Uw blank geluk dat god noch mensch benijdt,
Niets ziet weêrspiegeld dan zijn glimlach zelf:
O Ziel die alles wat uw wil bedroeft,
Van voor uw aangezicht hebt weggedaan,
Die alle schoon, zoo vaak uw liefde 't hoeft,
Roept met éen blik der oogen tot bestaan:
Van voor uw aangezicht hebt weggedaan,
Die alle schoon, zoo vaak uw liefde 't hoeft,
Roept met éen blik der oogen tot bestaan: