Naar inhoud springen

Pagina:Bouwkundige Bijdragen vol 01.djvu/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

8

gebouw, welker dikte niet minder dan 15 dm. (0,39 Ned. el) bedroeg, breuksteenen gebruikt, terwijl die binnenmuren, welke slechts van 6 dm. tot 1 voet (0,158 tot 0,316 Ned. el) dik waren, alsmede de warmteleidingen en schoorsteenen, even als de bogen boven de deuren en ramen, van gebakken steenen werden gemaakt. Uitwendig droeg men zorg, om de bepleistering zoo veel mogelijk te beperken, aangezien dezelve, vooral aan de onderste en meest aan den regen blootgestelde gedeelten van het gebouw, noch aan de werking der vochtigheid van den grond, noch aan de stortregens wederstand kan bieden, en dus ieder jaar kostbare herstellingen behoeft, voorts alle gebreken, welke soms in de bewerking der muren zoude kunnen bestaan, bedekt, en daardoor tot eene minder naauwkeurige behandeling uitlokt, en eindelijk, omdat dezelve in de meeste gevallen, de schilderachtige werking van het gansche gebouw zeer benadeelt. Te dien einde liet men de plinten en de geheele hoogte der verdieping gelijkvloers onbepleisterd, en de hierdoor bespaarde kosten werden aangewend, om de buitenzijde van het muurwerk zooveel naauwkeuriger te behandelen, hoezeer ook de onregelmatige gedaante der breuksteencn bleef bestaan. Hiervan is echter uitgezonderd een gedeelte rondom de groote huisdeur, hetwelk uit afwisselende lagen van gebakken steen en witte pleister bestaat; voorts de ruimte tusschen de beide banden van gebakken steen, die, onmiddellijk boven de streksche bogen der onderste ramen doorloopende, de balklagen aantoonen en eindelijk de borstweringen der eerste verdieping. Deze oppervlakten zijn met witte pleister bedekt en de laatstgenoemde borstweringen, met eenige in de natte pleister bewerkte lijnen en rosetten versierd. Dezelfde witte pleister is tevens aangebragt over de geheele hoogte der eerste verdieping. Om het koude en harde wit van den pleisterkalk te verminderen, werd bij de laatste bewerking een zeer wit zand, dat in den omtrek voorhanden was, gebruikt.
Eene zeer doelmatige versiering, ontstond van zelve uit de gewoonte der metselaars om voor den aanleg der verschillende verdiepingen, gebakken steenen te nemen, die zich alzoo aan de buitenzijde van het gebouw als horizontale en doorloopende roode banden vertoonen. Dergelijke banden werden niet slechts dadelijk boven de plinten en ter hoogte der eerste balklaag, maar ook onder de vensterbanken aangebragt; een sierlijke band van dezelfde soort, zamengesteld uit eene laag van liggende, waarop eene laag, van onder eenen hoek van 45 graden, staande steenen en daarop weder eene liggende laag, dekte de buitenmuren van het gebouw, en diende tot onderlaag der tweede rij balken en van het dakwerk.
Eindelijk werden in onbepleisterde gebakken steenen, de bogen boven de onderste ramen opgetrokken, en tot al deze werken voornamelijk vierkante en hoogroode steenen uitgezocht. De deur- en vensterkozijnen aan de buitenzijde des gebouws werden, uit aanmerking van den hoogen prijs der hardsteenen, van zuiver bewerkt larixhout genomen, zwaar voor de deuren 8 bij 8 duim (0,208 Ned. dm.) en voor de ramen 6 bij 6 duim (0,158 Ned. dm.), juist passende aangebragt, en met ligte ijzeren ankers aan den muur verbonden. Onder de deurkozijnen werden tot weringder vochtigheid 6 duim hooge steenen neuten geplaatst. Eene eiken balklaag dient tot dekking der verdieping gelijkvloers; men gaf aan dezelve, om