Naar inhoud springen

Pagina:Busken Huet, Litterarische fantasiën en kritieken Deel 1 (1868).pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

treffelijke van Tesselschade was, doet van haar natuurlijken, zij het ook ongevormden smaak eer eene gunstige meening koesteren dan het tegenovergestelde.

Doch het is tijd dat wij van Leonore afscheid nemen en, achterwaarts opklimmend, den draad hervatten van den bescheiden roman dien ik in deze bladzijden waag te schetsen. Christina van Erp, toen zij met Hooft in het huwelijk trad, was nog niet ten volle negentien jaar; „eene vrouw”, zegt Brandt, „van overwegende deugd en vernuft; zoo schoon, zoo bevallig, goedaardig, zedig en vriendelijk, als zulk een man mogt wenschen.” Met allen eerbied voor dezen deftigen inventaris, komt mij voor dat de gave waardoor Christina, in onderscheiding van Leonore, Hooft allermeest aantrok, haar talent als musicienne was. Nevens de bekoorlijke jonge vrouw had onze dichter in haar bij voorkeur de zangeres en luitspeelster lief; de kunstenaar, ook ofschoon hij dit verbloeme, zijne medekunstenares. „Al troont,” zong hij ter eere van deze „voogdesse zijner ziel” in het eerste jaar huns huwelijks (en weder zijn wij den heer Leendertz de wetenschap verpligt, dat dit gedichtje werkelijk dagteekent van 1610 en oorspronkelijk voor Christina bestemd was):

 
 
Al troont geleerde hand, met vingers wis en snel.
Vleijende wijzen mit het zangrig snarenspel;
Al lokt uw zoetste zang, met streelend lief geluid.
De zielen opgeligt tot haar ligchamen uit; —

In strikjes van uw hair mijn geest niet is verwart:
Uw blinkend aangezigt sticht mij geen brand in 't hart.
Van 't schittren uwes oogs en word ik niet verblind:
Noch zang noch kunstig spel mijn zacht gemoed verwint.

Maar wijze goedheids kracht, en 't needrig braaf gelaat, enz.

 

Men weet wat zulke ontkenningen te beduiden hebben, en dat de dichter het tegenovergestelde zegt van hetgeen hij meent. Blikte, verzekert hij op eene andere plaats, eene warmer hulde voor deze afgepaste in de plaats stellend, blikte Eros moeder nit den hemel op aarde neder, er zon door de schepping eene