Pagina:Conscience, De omwenteling van 1830 (1882).pdf/56

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ik verliet deze plaats en sleepte mijnen voet met onbeschrijfelijke pijn achterna, tot op eenigen afstand, waar ik over eene groote afspanning, tegen eenen boom der baan mij nederzette.

Onderwijl was ook het laatste regiment der Belgen bezweken, en nu was het gansche leger in aftocht.

Op dien stond liep van mond tot mond de schreeuw: "Armistice! armistice! Wapenstilstand! Vrede!"

Maar ofschoon de wijkende Belgen dit woord herhaalden, gaven zij er toch geen gehoor aan; misschien omdat nog uit de verte eenige schaarsche kanonschoten over de vlakte donderden.

Dan zag ik plotseling voor de afspanning onzen koning Leopold, te paard gezeten en omringd van eenige stafofficieren; hij scheen met hen te beraadslagen, en reed welhaast met zijn geleide naar Leuven op, in de richting van het vijandelijk leger. Ik had het gelaat des Konings aandachtig beschouwd: eene droeve, doch grootsche kalmte maakte het indrukwekkend, zelfs op dezen smartelijken oogenblik.

De Hollanders vervolgden de Belgen niet; geen geweervuur liet zich nog vernemen: er was inderdaad een wapenstilstand gesloten, waarvan de mogelijkheid en de reden slechts door eenige uitleggingen kunnen worden verstaanbaar gemaakt.

De Conferentie der groote Europeesche Mogendheden, te Londen vergaderd, had de scheiding van Holland en Belgie uitgesproken; en het was om zich tegen deze beslissing te verzetten, dat de Koning van Holland den inval in Belgie had gewaagd. Frankrijk was gelast, desnoods met geweld de uitvoering van den wil der Conferentie te verzekeren. Met dit inzicht was er sedert lang een Fransch leger van 50,000 man op onze Zuidergrenzen vergaderd. Bij het vernemen der tijding van het verlies van het Maasleger hadden de Fransche generaals met reden gemeend, dat de Belgen weinig kans hadden om tegen hunnen overmachtigen vijand te staan; en zij waren met hun leger over de grenzen gerukt, om koning Leopold ter hulp te snellen.

Juist toen de veldslag van Leuven op het hoogste was en de meeste Belgische regimenten met groot verlies den IJzerberg afgedreven werden, boden de eerste Fransche officieren, als zendelingen huns generaals, zich bij den hoofdstaf der Hollanders aan, en deden den Prins Van Oranje en den Prins van Saksen-Weimar begrijpen, dat, indien er nog één kanonsbal geschoten werd, het Fransche leger in naam der Mogendheden, hun eenen nieuwen veldslag zou komen aanbieden, waarin de Hollanders ontwijfelbaar zouden bezwijken. Een Engelsch zaakgelastigde, dien wij dien dag meermaals met onzen Koning gezien hadden, was daar insgelijks tegenwoordig. Er werd een wapenbestand getroffen, waarbij men bepaalde, dat alle vijandelijkheden zouden ophouden, en dat het Hollandsche leger des anderen daags, —