— Gestorven...
— Ja, Rien...
— Ach... hoe treurig... Huilt ze...?
— Ja, ze huilt... Ze huilt, Rien... om Gertrude...
— Om wie?
— Om Gertrude... Om Gertr-u-de, begon tante Tien te schreeuwen. Die is gestorven, Rien...
— Is die gestorven?
— Ja... in Buitenzorg... is het lieve meisje gestorven.
— Ach!... Hoe treurig... Huilt ze nog altijd...
— Ja, nog altijd, Rien
— Maar wie... Tien... is dat dan??
— Wie, Rien...
— Die ene... dat meisje... dat naast haar staat... en dat huilt... ook huilt!
— Naast haar...
— Ja... zie je niet...? En ook huilt!
— Ja... ja!! schreeuwde helder nu tante Tien. Die ken ik, Rien... Die ken ik heel goed... heel goed...
— Wie is het dan?... Is het Bertha?
— Neen, Rien! begon tante Tien langzamerhand scheller en scheller te schreeuwen, steeds denkende, dat zij fluisterde aan het oor van haar dove zuster. Het is niet Bertha... Het is niet Bertha. Maar ik ken haar: ik ken haar...
— Wie is ze dan! schreeuwde tante Rien terug.
— Wie ze is... Wie ze is... Ze is: Constance! gilde tante Tien.
— Wie...
— Constance...
— Constance!!
— Ja... Constance!
— Constance?
— Ja Constance...
— Die zich misdragen heeft!! schreeuwde tante Rien.
— Ja, Rien... die zich misdragen heeft... Ze is een gemene vrouw, Rien! Een gemene vrouw... Ze heeft een minnaar.
— Een minnaar??
— Ja, Rien... begrijp je, dat ze hier is? Begrijp je, dat ze zich niet schaamt? Begrijp je, dat ze zich vertoont? Ja, Rien, ze is een gemene vrouw ... ze is... ze is...
— Wat is ze, Tien?
— Ze is... Ze is een slèt, Rien! schreeuwde, schril, tante Tien. Een gemene slèt... een slet...
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
— Christine!! kreet mevrouw Van Lowe. Christine... Dorine...! en zij stond op, en wankelde, de handen uitstrekkende naar de twee oude zusters. Maar er klonk een scherpe gil, en een