Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/270

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

aan tafel. Maakte Constance anders vrij veel werk van haar kleine dinertjes, zij ontving Brauws in hun gehele onveranderde intimiteit, en Addy zat aan tafel.

— En vertel me nu toch eens, wat heb je in die tijd uitgevoerd, vroeg Van der Welcke.

Brauws poogde te vertellen, maar telkens aarzelde hij, als onder een vreemde dwang. Zijn vader was fabrikant, eigenaar van een grote ijzerfabriek in Overijssel, en beheerde nog met twee oudere broers die uitgebreide zaken, de beide broers getrouwd met twee zusters, dochters van een fabrikant ook, eigenaar van een katoenspinnerij in de buurt. Maar Max, vreemde jongen al van kind af aan had van kind af aan al geen sympathie gevoeld voor geheel dat fabrieksleven van patronen en arbeiders, zoals hij het om zich heen zag, en zijn vader, waarderende zijn meer dan gewone verstand, had hem laten studeren, hopende, dat hij op die wijze zich een eervolle loop door de maatschappij zou banen. Max hield van de studie; en studeerde lang, ter wille van de studie. Te Leiden had hij de kennis gemaakt van Van Vreeswijck, Van der Welcke, andere jonge aristocraatjes, die hem gaarne in hun club hadden opgenomen en geduld, omdat hij veel geld kon verteren, en omdat hij heel knap was, en als spelende zijn vrienden hielp voor hun examens. Van der Welcke en Van Vreeswijck hadden zijn vriendschap leren waarderen, maar toch hem later verloren uit het oog, denkende, dat hij zich toch bij zijn broeders gevoegd had, en met hen de fabriekszaken dreef. En, zoals zij, als jongelui. hun kameraad nauwlijks meer dan oppervlakkig hadden gekend, hadden zij ook, na Leiden, niet geweten, dat Max niet naar Overijssel was gegaan, waar zijn vader hem gaarne had willen uittrouwen, aan de derde dochter van de schoonvader zijner beide andere zonen — maar naar Amerika, om er te zoeken... Ja, om er wat te zoeken, vroeg Van der Welcke nu, niet begrijpende wat een rijke jongen had willen zoeken in Amerika, zo hij niet duidelijk voor zich een idee, een plan, een object omlijnd zag...

Brauws nu bekende, dat hij het indertijd nauwlijks had geweten, dàt wat hij was gaan zoeken, in Amerika... Wel bekende hij, dat zijn vader, de ijzerfabrikant, had gehoopt, dat Max in Amerika industriële betrekkingen zou hebben aangeknoopt, die aan de fabriek zouden zijn ten bate gekomen... Maar Max had in het geheel geen betrekkingen aangeknoopt ... Maar wat heb je dàn gedaan, vroeg Van der Welcke. En Brauws glimlachte met zijn vreemde zachte glimlach, waar iets van een ironie en een medelijden — met zichzelf, met de wereld, of met beide — schemerde: glimlach, die soms in zijn heldere schater uitbarstte; hij glimlachte, en zei eindelijk heel langzaam:

— Maar ik durf je nauwlijks bekennen, mijn waarde Hans, wat ik in Amerika heb gedaan... Meestal spreek ik niet over die tijd, omdat dat alles zo gek klinkt, nu ik hier zit bij je aan