Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/291

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zielen, zodat zij uiterlijk speelden met grote ernst, hun ogen vol gretige aandacht gevestigd op de open liggende kaarten van "de blinde". Plotseling echter zei Karel:

— Zeg...

— Nu? vroeg Van Saetzema.

— Is dat nu niet een gemene streek van Van der Welcke.

— Wat? Marianne te compromitteren?

— De meisjes van tante Bertha... grinnikte Dijkerhof.

— Wat meen je? vroeg zijn schoonvader.

— Nu... Louise is verliefd op haar broer, Otto. Emilie op haar broer, Henri. En Marianne, voor de variatie, wordt verliefd op haar oom.

— Ze zijn détraqué, die hele troep van Van Naghel, meende Karel, die zich vooral die avond heel normaal gezond voelde, aangenaam puffende na een copieus diner. Zeg... Constance... komt die niet meer...?

— Neen, ze schijnt niet meer te komen.

— Komt tante Constance niet meer?

— Neen, ze schijnt niet meer te komen.

— Vader, nu wil ik met "de blinde" spelen.

— Ja... Saetzema... het is Dijkerhofs beurt.

Schoonvader en schoonzoon verwisselden van stoelen.

In een hoek bij de deur van de serre zaten de oude tantes.

— Rien...

— Ja, Tien...

— Ze schijnt niet meer... 's Zondags te komen.

— Neen, Tien, ze komt 's Zondags niet meer.

— Gelukkig maar! schreeuwde Tien, hard aan de oren van Rien. Mama Van Lowe, glimlachend, weemoedig, liep van tafel naar tafel, en vroeg, samen met Dorine, of de kinderen niet wat wilden drinken.

 
 

XVI


— Je humanizeert Brauws waarachtig, zei Van der Welcke tot Constance, toen Brauws had aangenomen om weer te komen dineren. En nog wel met anderen er bij... Het is ongelooflijk...

Zij hield er van mensen, die haar sympathiek waren, aan haar tafel te zien; en zij had er pleizier in haar huis gezellig te maken ook voor anderen. Addy zou nu aan tafel zitten. Adeline ging weer uit voor het eerst, Gerrit kwam graag, gevoelig voor een goed diner; zij had alleen gemeend, dat Van Vreeswijek het deze keer te veel "onder ons" zou vinden...

— Zeg mij ronduit, komt u liever niet? vroeg zij Van Vreeswijck.

Maar hij kreeg bijna een kleur, zei: