Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/299

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

praten wij ernstig! Ik kan niet zo praten: ik ben het niet gewend, Ik beken u ronduit: ik word bang...

— Voor mij...?

— U staat te hoog... om een kind te haten...

— Ik sta niet hoog... ik ben heel menselijk. Ik kan soms heel klein voelen. Maar u heeft gelijk: dat kindje te haten... om een enkel woord dat zij gezegd heeft... om iets van vijandschap, dat ik in haar gevoeld heb... is heel klein. Ik dank u. dat u mij heeft terechtgewezen. Ik zal het niet doen: haar haten.

Eerst had de sombere ruwheid van zijn frons en zijn blik haar bijna beangstigd; nu zag zij zijn mond lachen, en een vriendelijke welwillendheid kwam over hem.

— Ik zal haar mijn excuses maken.

— Neen...

— Jawel.

Hij ging naar Marianne, en Constance hoorde hem zeggen:

— Freule... ik wil het bijleggen met u.

Zij verstond niet wat Marianne antwoordde, maar zij hoorde Marianne's heldere klokjes lachend uitklinken, en zag haar handje toesteken aan Brauws. Het was een verzoening... en toch... voelde zij, dat de vijandschap bleef bestaan, onverzoenlijk — als een vijandschap, die te diep wortelde in het diepste verschil van kaste, ook al was dat bij haar ingeboren, bij hem aangekweekt...

— En waarom, dacht zij; voel ik... die vijandschap niet...?

 
 

XVIII

— — — — — — — — — — — — — — — — — — — —

Er zou zijn een groot officieel diner hij Van Naghel, en over een drie kwartier werden de gasten verwacht.

— Mama, zeurde Huigje tegen Francis, die zich kleedde; wat is er te doen?

— Er komen mensen, zei Francis koel.

— Wat voor mensen, mama?

— Ach kind, er is diner, zei Francis geërgerd.

Huigje wist niet wat diner was.

— Wat is diner? vroeg hij aan zijn zusje, Ottelientje.

— Eten... zei Ottelientje gewichtig.

— Eten?

— Ja, lekker... met ijs...

— Krijgen wij ook diner, mama... met ijs... zeurde Huigje.

— Allah toch, baboe, hou de sinjo bij je... Maar baboe, doe eerst mijn rok dicht.

Otto, die tegenwoordig aan Buitenlandse Zaken werkte, kwam binnen; Louise volgde hem.