Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/311

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

beneden zijn overjas aantrok, een paar woorden zei tot de knecht... De deur sloeg dicht. Zij waren alleen.

Zij zagen elkander aan...

En nu als in een impulsie ging Van Naghel naar beneden, naar zijn schoonzoon; gingen Bertha en Marianne naar boven, naar Emilie...

— Mama... komt u eindelijk bij me! klaagde Emilie, mama, ik blijf hier: ik ga niet terug...

Zij krampte zich als vast aan Henri en Marianne naderde haar, troostte haar, kuste haar...

— Marianne, zei Henri. Hoor...

Hij voerde haar op de gang.

Marianne, zei hij. Je weet niet hoeveel ik van je hou... Bijna zoveel als van Emilie... Marianne, laat het me zeggen: wees verstandig; ieder een praat er over...

— Iedereen?? vroeg zij verschrikt en zij vroeg niet eens wat het was, omdat zij het wel begreep.

— Is het dan zo, dat je het weet? vroeg hij snel, om haar te verrassen.

Zij trok zich terug, in het mysterie van haar zieltje, dat te veel glansde, naar buiten: zij wilde als voor hem en de anderen doven die te grote glans.

— Wat? zei zij. Er is niets... Iedereen?? Wie, wat iedereen...

— Iedereen praat er over... dat oom Henri je het hof maakt. Ze poogde te lachen en de zilveren klokjes klonken schel, vals.

— Het hof... oom Henri... De mensen zijn dol!

— Je hebt gisteren met hem gereden... in een automobiel.

— En wat is daar aan...

— Doe het niet meer.

— En waarom niet?

— Iedereen praat er over.

Zij poogde weer te lachen en de zilveren klokjes klonken schel, vals,

— Oom Henri! lachte zij. Hij kon mijn vader wel zijn.

— Je weet wel... dat je dat niet meent.

— Oom Henri!

— Hij is jong... Marianne, zeg me, dat het niet waar is...

— Dat hij me het hof maakt? Ik hou van hem... als ik hou van tante Constance.

— Dat je hem liefhebt... Daar, je kan het niet ontkennen. Je hebt hem lief.

— Ik heb hem niet lief, loog zij.

— Jawel, je hebt hem lief.

— Ik heb hem niet lief.

— Jawel.

— Nu goed dan... ja! zei zij kort. Ik heb hem lief. Wat meer.

— Marianne...

— Ik ben gaarne met hem, praat gaarne met hem, fiets met hem, "stook" met hem... wat meer? Er is geen kwaad in, en... ook tante Constance heb ik lief.