Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/323

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De oude vrouw hing moe-tjes in haar stoel, schudde het hoofd op en neer, als wist zij wel allerlei treurige dingen...

— Het is toch zo treurig... van Van Naghel! zei zij. Bertha heeft veel verdriet.

Het was of mama erover spreken wilde maar Constance, in een gedwongen onverschilligheid voor wie de haren waren, vroeg niet verder. De volgende dag zouden Constance en Addy naar de Alexanderstraat gaan.

— Ga je niet mee? vroeg zij aan Van der Welcke.

Hij aarzelde. Hij wilde liever niet gaan, in een bouderie tegen de gehele familie, maar hij had gaarne Marianne ontmoet. Toch zei hij:

— Neen, ik denk van niet...

Hij vreesde om zijn weigering een scène, maar zij had de laatste tijd, ook zelfs al welde de boosheid in haar op, een zachtere toegeeflijkheid, die hem verbaasde, en zij zei alleen:

— Mama had gaarne, dat wij weer kwamen...

Hij hield wel van de oude vrouw; zij was altijd vriendelijk voor hem geweest...

— Wie komen er? vroeg hij.

— Maar... allen! zeide zij. Als gewoonlijk.

— Toch niet Bertha... en haar kinderen...

— Ik denk het wel... zei ze zacht, voelende, dat hij uitvroeg, of Marianne zou komen. Waarom zouden zij niet komen, al zijn zij in de rouw. Het is geen soirée: er komen geen vreemden.

— Misschien, dat ik later kom... aarzelde hij nog.

Zij drong niet aan, ging te voet met Addy. Het was vreemd, maar tegenwoordig, als zij kwam in het huis van haar moeder, was het of zij binnentrad als een vreemde, niet meer als een eigen dochter — hoe lief mama ook altijd was. Het was om de anderen, dat zij zich als een vreemde voelde: om Bertha, om Adolfine, om Karel, Cateau, Dorine. Alleen Gerrit en Paul beschouwde zij nog als haar broers, en zij hield veel van Adeline.

Ook deze avond, nu zij binnenkwam, voelde zij zich zó, als een vreemde. De oude tantes zaten er al, op haar gewone plaats, te haken werktuigelijk... Mama — Constance wist het — had haar beiden, de oudjes, heel boos, een scène gemaakt, dat zij zo kwaad niet mochten spreken en vooral niet hard-op — een scène, die mama zelf zeer had aangegrepen, en die de oude tantes zelf niet hadden begrepen, want zij hadden, vaag, toestemmend geknikt van ja en ja... en dat Marie wèl gelijk had... Toch vermoedde Constance, dat tante Rien er wel iets van had begrepen, want zij keek nu Constance schuin angstig aan... Constance kon het niet van zich verkrijgen de oude tantes te groeten; ze ging langs ze heen; en nu fluisterde tante Tien tot tante Rien:

— Daar heb je der weer...