Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/437

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

grote distractie van de dag. Drie burgermannen en een scheve juffrouw. Oom Paul zou zeggen: drie en een halve atoom van menselijke ellende... Nog een burgervrouw en nog een juffrouw... Twee dames... Waarachtig, twee dames... Grote goedheid... het is tante Constance... en Emilie!!

— Neen...

— Ja ja... het zijn tante Constance en Emilie... Hoera!!

En Marietje, van louter dolheid over de onverwachte distractie, wierp het "hemmetje" hoog op, zodat het in de gaskroon bleef hangen en snelde de tuin door, de weg op. Zij gooide van vrolijkheid haar been in de lucht.

— Tante!... Emilie! hoorde Marianne, die volgde, Marietje gillen buiten zichzelf.

Aan het hek van de villa omhelsde Marietje woest tante en zuster, troonde ze binnen, bedankte ze persoonlijk voor de verrassing, die zij haar aandeden, voor de distractie, die zij haar brachten...

— En oom Ernst? vroeg Marianne. Arme oom Ernst. Wij hebben een brief van Francis...

Constance vertelde haar, hoe hij was in Nunspeet, niet heel rustig, omdat hij het gehele huis doorzocht naar geketende zielen, die jammerden en hem smeekten om hulp.

— Gaat dat nooit over? vroeg Marianne, met tranen. Tante... wordt hij nooit beter...

— De dokter heeft alle hoop, dat die hallucinaties niet blijven... Marietje had zich van Emilie meester gemaakt.

— En jij bent maar in Parijs? Met Henri? Wat voeren jullie daar uit? Biecht eens op? Inviteren jullie me niet? Heb je geen logeerkamer? Pas op, ik kom in eens van Brussel aanvluchten! Verbeeld je als ik het dee!

Maar zij waren gegaan door de eetkamer en vonden Benha in de salon. Zij zat aan het raam, keek op...

— Mama, zei Marianne. Hier zijn tante Constance en Emilie...

Bertha stond maar even op, kuste haar zuster, haar dochter, viel dadelijk terug in haar stoel. Zij scheen ternauwernood verwonderd ze onverwachts te zien... Zij vroeg ternauwernood naar mama, naar Ernst, naar Henri... Zij scheen als vastgeketend aan haar plaats bij dat raam, van waar zij tuurde in de schaduwen van het geboomte. Zij was mager geworden, haar blik staarde treurig vaag, en in haar zwarte japon maakte zij een indruk van moede, belangeloze gelatenheid. Zij sprak nauwlijks enkele woorden, als of het heel natuurlijk was, dat Constance, Emilie daar zaten...

— Mama, Henri laat u heel veel liefs zeggen, zei Emilie.

Bertha glimlachte even, knipte zacht met de ogen, dat het goed was, dat het heel aardig was van Henri... Zij vroeg verder niets.