Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/477

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

een ogenblik er aan te denken, of ze nu niet een voordeliger dienst zou zoeken... Ja, Cony, dat deed toch maar goed, in onze koude Hollandse lucht... zo een glimping van oud-Indische eenvoudige en hartelijke levensopvatting!

En, trots alles, was er nog altijd het kaartje en het koekje des Zondagsavonds, maar al hield mama er aan vast, al was zij nog altijd middelpunt van haar kring, al lieten de kinderen haar zoveel mogelijk buiten kleine twisten en moeilijkheden — het was toch of zij voelde, dat er iets kraakte en scheurde en brak... Neen, zij kon het zich niet meer ontkennen, en haar helder gelaat van opgeruimde oude vrouw, had de rimpels over de mond gekregen, een trek van treurig mopperen... een grandeur déchue was de familie! Het werd er niet beter op, toen Constance, met zoveel vergoelijking, als zij vinden kon in haar woorden, haar over Addy gesproken had, en op een van die Zondagavonden zei de oude vrouw tot Van der Welcke, bitter haar stem, die begon te beven met de klank van barstende snaren:

— Dus Addy... is van idee veranderd: Constance heeft me verteld... Het was voor Van der Welcke ook een grote teleurstelling geweest, zo groot zelfs, dat hij de laatste tijd boudeerde tegen zijn zoon.

En ook hij, bitter, haalde de schouders op, alsof hij er niets aan doen kon:

— Wat zal ik u zeggen, mama, Addy is een heel gedecideerde jongen. In Nunspeet heeft hij met zijn moeder gesproken, en zijn moeder is het met hem eens. Ik niet...

Het hoofd van de oude vrouw zonk op de borst, en knikte zacht schuddend op en neer.

— Hoe ouder men wordt, zuchtte zij; hoe meer teleurstelling maar het leven geeft...

Zij zag op, er was bhterheid in haar ogen. Zij wenkte Addy bij zich, en in haar wenk was dat imperatieve, dat zij soms kon hebben, zelfs tegen haar oudste kinderen.

De jongen kwam.

— Wat is er, grootma...

Zij zag hem aan, en er vertederde dadelijk iets in haar, toen zij hem zag voor zich staan, met zacht ernstige glimlach, zijn blond mannelijk gezicht van grote jongen...

Nu schudde zij het grijze hoofd, als wilde zij wel zeggen, dat zij wel wist en er was verwijt in haar bevende ogen.

— Zo zo, zei zij. Mama heeft met me gesproken, Addy. En mama heeft me gezegd, dat je van idee veranderd bent... dat je in de medicijnen wil studeren.

— Ja oma.

— Zo... en papa en mama en grootma, die zo gaarne hadden gezien... dat je in een diplomatieke werkkring je zou hebben gepousseerd.