Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/480

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Maar niemand wist, en zij gingen door. Gerrit zag niet om.

Nu werd hij er om nerveus. Die lamme meid, wat deed ze terug in Holland, en waarom moest zij hem aanzien, groeten, waarom moest ze lopen langs de kazerne... Was ze gek, was ze gek... Hij was boos, en hij was onrustig... En een paar dagen later, als had hij een voorgevoel, talmde hij in de kazerne, om alleen, heel laat al, weg te kunnen gaan.

Hij kwam haar tegen, en in het sombere licht, hangende onder de al herfstende bomen, lachten van verre haar ogen als goud hem toe, met die blijde ondeugende opglimping van voor-de-gek-houderij.

— Verdomd nog toe! vloekte hij, en als wilde hij zich schrap zetten, welfde hij zijn borst, maakte zich breed, scheen de gehele laan te willen vullen met zijn alkrachtige mannelijkheid om te gaan door alle lagen en listen. Maar zij hield vlak voor hem stil en zij zeide met haar stem van brouwende molligheid:

— Dag Gerrit...

— Zeg, wil jij wel eens maken, dat je voor de donder doorloopt, en heel gauw ook, zei Gerrit, boos en ruw.

— Ik vind het zo aardig, dat ik je ontmoet heb.

— Nou maar, ik vind er niets aardigs aan, en maak jij maar, dat je weg komt.

En door wilde hij lopen, breed, en alkrachtig mannelijk, trappend over alles wat glimlachend lokkelijk en voor-de-gek-houderig hem zijn weg versperde onder de herfstende bomen.

— Gerrit, ik moet je spreken, smeekte zij.

— Nou maar, ik niet.

— Jawel, jawel, ik moet je spreken, Gerrit, brouwde dweperig-vleiend de mollige stem... Ik moet... ik moet je spreken... Niet hier, maar even even... in de Bosjes.

— Waarover heb je me te spreken.

— Een ogenblikje maar... ik kan het je hier niet zeggen.

— Ach wel neen, hoor! zei Gerrit ruw. Ik heb niets met je te maken...

— Jawel, jawel, Gerrit... Toe Gerrit... een ogenblikje maar...

En hij liep door.

Zij volgde hem.

— Gerrit...

— Zeg eens, als je nou niet voor de bliksem de andere kant ophoepelt...

— Gerrit, laat je me maar even... wat zeggen... drie minuten met je praten... in de Bosjes...

De stem vleide, de ogen lachten en spotten met een heel diepe vonk.

— Drie minuten ..... . en dan val ik je niet meer lastig...

— Nou... vooruit dan! zei Gerrit. Loop dan om... dan volg ik je wel... maar maak voort... ik heb geen tijd...