Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/559

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zij strompelde door de sneeuw...

— Pas op... Constance... De sneeuw is glad. Neem mijn arm.

— Neen, ik kan wel.

— Neem mijn arm...

Zij nam zijn arm. Zij glipte weer uit, hij hield haar op. Hij voelde, dat zij beefde.

— Heb je het koud?

— Neen...

— Je hebt toch een dikke mantel.

— Ik heb het niet koud...

— Waarom ben je zo nerveus?

— Ik weet het niet...

— Je bent al een tijdje nerveus... Je huilt soms... om niets.

— Ja... Ik weet het niet... Het is niets... Het is het weer.

— Ja... onze Hollandse lucht... Nu... eindelijk... heeft het iets van winter. Het vriest, dat het kraakt. De sneeuw knerpt onder je voeten.

Zij glipte weer uit. Hij hield haar op en zij liepen dicht aan elkaar, in de sneeuwjacht die hen verblindde...

— Het is toch overdreven van mama... om ons door dat weer heen te zenden...

Zij antwoordde niet meer; zij begreep, dat hij het overdreven vond. Haar was de keel toegeknepen, en het scheen haar, nu zij telkens zo glipte, of zij nooit de Bankastraat zouden bereiken. Zij sloegen nu het Nassauplein om... En zij berekende: nog een kleine tien minuten, dan een ogenblik bij Gerrit en Adeline... het rijtuig zou hen daar halen... dan terug naar mama... om mama gerust te stellen... met Addy... En terwijl zij zo berekende, werd zij kalmer en vond zij, als Henri, het wel wat overdreven van mama. Zij zette haar voeten vaster; zij liep nu steviger voort aan de arm van haar man. Was het de kou, of wat was het... maar telkens rilde zij met een ijzige huivering... Nu eindelijk, naderden zij de Bankastraat en het huis van Gerrit; scheen het haar niet of zij een gehele avond gelopen hadden door de moeilijke, knerpende sneeuw? Plotseling stond zij stil.

— Henri... stamelde zij.

— Wat?

— Ik... ik durf niet...

— Wat durf je niet...

— Ik durf niet bellen.

— Waarom niet?

— Ik durf niet binnen gaan.

— Wat heb je dan...

— Niets... ik ben bang. Ik durf niet.

— Maar Constance...

— Henri... ik ril zo...

— Ben je niet wel?