Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/57

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

doorkruisende, dacht ik: ik zal eens naar Duinoord gaan en zien of er veel huizen openstaan. Ik ben er doodmoe van!

— Maar Dorine, hoe aardig van je! zei Constance.

Ook Van der Welcke was verrast.

— Dat is waarlijk allerliefst van je, mijn nieuwe zuster!

— Hier is een lijstje, dat ik gemaakt heb... met de huurprijzen er achter, die ik wist te weten te krijgen.

— Alleen, Dorine... Duinoord is zo ver van mama.

— Ja maar, Cony... zei mama. Hier in de buurt krijg je niets voor achthonderd gulden.

— Wat heb ik er aan, zei Constance nerveus; om in Den Haag te wonen en een uur van u af. Ik wil dicht bij u wonen.

— We zullen nog wel eens zien, liet van der Welcke zich ontvallen.

— Zien, zien, zien! zei Constance driftig. Ik wil gauw mijn eigen huis hebben. Het hôtel is duur en ik voel me er niet prettig. Eer de meubels uit Brussel er zijn, eer we op orde zijn ...

— Nu ja, moesje, zei Addy beslist; dat gaat niet in een vloek en een zucht.

Zij glimlachte dadelijk. Ieder woord van het kind was dadelijk een balsem, een troost. De oude grootmoeder glimlachte. Dorine glimlachte.

— Addy, zei mama Van Lowe. Je moet papa en mama maar goed helpen met dat huis.

— Ja, oma. Het zal nog niet zo gemakkelijk gaan...

Het kind was meer op zijn gemak dan op die Zondag-avond. Oma was heel lief; tante Dorine ook, om zo te draven, voor die huizen.

— Tante Dorine, doe je altijd boodschappen?

Zij lachten allen: het was een manie van Dorine iedere dag Den Haag te doorkruisen; zij was zeer hulpvaardig en vooral voor Bertha en Adolfine — voor de twee aanstaande bruiloften, — had zij het druk. Ernst en Paul kwamen binnen.

— Wij wisten, dat Van der Welcke bij mama was, zei Paul; en wij komen kennis maken.

— Dat zijn tenminste geen visites in optima forma, dacht Constance. Ernst leek op Bertha en kneep met de ogen, maar hij was daarbij vreemd, mensenschuw, altijd verlegen, zelfs in de familiekring. Hij had iets schuchters als wilde hij maar zo gauw mogelijk weer weggaan. Maar hij deed zich geweld aan, en ineens vroeg hij aan Constance:

— Hou je van porcelein?

— Delfts, bedoel je?

— Ja... Hou je van vazen... Ik hou veel van vazen... Ik heb allerlei vazen... Heb je ooit wel nagedacht... over een vaas... den vorm... het symbool van een vaas... Neen...