— Het is zo heel moeilijk en waar er geen sympathie is...
— Maar verder is er niets dan veel liefde om u heen... Er is heus een stil geluk om u heen...
Zij schudde van neen.
— Zij houden van mij... maar er sluimeren dingen...
— Die sluimeren er altijd... Een geluk zonder schaduw... bestaat niet... En zou dat zelfs goed zijn...
— Neen, misschien niet... voor later. Later. Maar... er sluimeren dingen... stille dingen van treurigheid...
— Ik zie... u kan het niet overwinnen...
— Neen... Ik ben blij u weer te zien...
— Na jaren... En ik ben ook blij ... te zien dat het tòch... al sluimeren de dingen van treurigheid... heél goed gaat...
— Er zijn heel goede dingen...
— Er is veel liefde... en leven voor anderen.
Zij lachte zachtjes.
— Zo eenvoudigjes-weg... Zonder enige grote poging...
— Als wij niet groot zijn... wat zouden wij groot doen. Wij zijn klein, en wij doen klein. Als wij kleintjes-weg goed doen... is dat niet al een begin...
— Een streven...
— Voor later...
— Ja. Later...
— Ik, ik kan zelfs niet zeggen... dat ik kleintjes-weg goed doe...
— Vertel mij van u...
— Er is niets te vertellen... Denken, leven, zoeken... zoeken altijd... verder is er niets geweest.
— Doe dan als wij... lachte zij zachtjes: kleintjes-weg goed... als u zegt, dat wij doen.
— Ik zal het proberen... Maar ik ben moedeloos. Ik bewonder u en benijd u...
— Omn wat...!
— Ik... ik ben moedeloos. Ik ben soms heel gebroken. Ik zou nu stil willen leven en wonen... met veel boeken om mij heen. Ik... ik geef het op...
— De strijd...?
— Ja... om te zoeken en te vinden... Ik ben er geleidelijk door overwonnen... Begrijpt u dat? U... u heeft overwonnen...
— Wat heb ik overwonnen...
— U begrijpt mij...
— U stelt die overwinning te hoog ... En u, waarom is u overwonnen.
— Omdat ik nooit heb... verkregen... Misschien nog wel eens gevonden, maar... nooit... nooit iets verkregen... Nu wil ik rusten... met veel boeken om mij heen... en, als ik kan, uw voorbeeld volgen... en kleintjes-weg goed doen.
— Ik zal u helpen, schertste zij, heel weemoedig.