Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/71

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dertien. De gehele morgen echter had hij gedacht aan de dikke man, naar wie hij heel vroeg in de morgen al even gelopen was om te zeggen, dat papa het huis waarschijnlijk nam en hem verzocht die avond om zeven uur in het Hôtel des Indes te komen. Daarna was hij naar oom Gerrit gegaan en eigenlijk vond hij dat lastig, want hij moest toch papa en mama voorbereiden op de komst van de dikke man, die een concept-contract zou meebrengen. Nadat hij een boterham bij tante Adeline had gegeten, speelde hij dus nog even met de kinderen, die niet uitgingen, omdat het regende, maar repte zich toen naar de Alexanderstraat, naar oma Van Lowe, waar hij wist mama te zullen vinden. Constance zat bij haar moeder en vertelde van papa en mama Van der Welcke en hoe zij hen ontvangen hadden. Oom Paul was daar. Addy, een beetje zenuwachtig, wilde weten waar papa was.

— Weet u waar papa vanmiddag heen is? vroeg hij.

— Papa is een paar huizen gaan kijken in de Nassau-Dillenburgstraat... Heb je het prettig gehad bij oom Gerrit...

— Ja... het zijn aardige kinderen... Wat gaat u vanmiddag doen, mama?

— Ik blijf nog wat bij oma en dan gaan wij samen naar oom en tante Ruyvenaer... Wil je mee gaan. Addy?

— Ik moet... eigenlijk papa spreken...

Zij werd nijdig.

— Je kan ook nooit een ogenblik buiten je vader. Wat is er dan toch! Ik heb je de hele morgen niet gezien en het eerste wat je vraagt is naar papa! Ik weet niet waar papa is. Papa heeft, geloof ik, een afspraak in de Witte, waar hij oude vrienden zou treffen; je kan toch niet naar de Witte!

— Komt papa niet in het hôtel dineren?

— Ik geloof, dat papa in de Witte blijft dineren. Maar ik weet er niets van. Ik ben niet gewoon papa te contrôleren.

Hij zag haar bedenkelijk aan.

— Ik moet absoluut papa spreken voor zeven uur, mama. Wat is er dan toch vóór zeven uur? Heb je iets nodig? Kan ik je dan niet helpen? Tel ik helemaal niet mée?

— Jawel, zei hij; als u niet zo kwaad is. Vóór zeven uur komt de eigenaar van het huis in de Kerkhoflaan, bij de Bosjes.

— Hoe weet je dat?

— Ik ben vanmorgen bij hem geweest, vóór ik naar oom Gerrit ging.

— En?

— En ik heb hem gezegd, dat papa het huis waarschijnlijk wilde huren, en dat hij komen moest in het hôtel, om zeven uur... met een concept van het contract.

Hij werd eensklaps heel verlegen, omdat zijn grootmoeder en zijn oom hem zaten aan te staren.