Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/715

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bogen. Weet je wel, dat je niet chic meer bent... de laatste tijd?

— Ach... kind... Deze is toch heus nog goed.

— Nu, hij is op het kantje af... Wat zeg jij, Tilly?

— Wat zal ik nu nog elegant zijn... een oude vrouw, zei Constance.

— Je wordt nooit oud, moesje, en een elegante vrouw moet altijd elegant blijven... Herinner je je vroeger?

— Zeker... toen...

— Je mooie portret uit Nice . ..?

Zij had een lach als door tranen heen.

— Jongen... dat is zo lang geleden... Jij vond me toen een ijdeltuit.

— Het portret staat altijd... op mijn schrijftafel.. . Mama, je mag je niet zo laten gaan.

— Goed... mama zal deze blouse niet meer dragen... Maar het is zo duur je netjes te kleden en... en we hebben al zo heel veel lasten...

— Vroeger was u niet rijk, zei Mathilde, geërgerd om iets, dat zij niet begreep.

— En droeg mama tòch japonnen van zeshonderd francs... schenste Addy.

— Ja... en nu u gefortuneerd is...

— Nu doe ik dat heus niet meer, zei Constance zacht.

De lunch was stil, een beetje weemoedig, een beetje gedwongen -: na de lunch was er nog een vrolijkheid even, tussen allen, omdat Jetje en Constant de trap met de bonne weer afkwamen, in een héel blond jong vizioen plotseling, door de open deur zichtbaar — de stemmetjes kraaiden als van jonge vogels — en Constance kon zich niet weerhouden te zeggen, hoe zeer zij ze àllen te Driebergen miste... Omdat ze er ook jong en zo blond — als een toekomst — telkens gingen de trappen af, om te wandelen buiten, — zelfs in de winter telkens een gezicht van zon en van lente; iets verfrissends van jeugd en begin; belofte van toekomst in het oude huis, dat zo somberde vol dingen van het verleden, die dreven door de kamers, schenen uit de spiegels, sleepten, als vreemde tochten, langs de heel zacht krakende trappen... Mathilde zei niet veel, was stil, haar lippen gesloten en haar gehele gelaat — haar ogen half toe — gesloten, na die plotse onweerhoudbare opening van gevoelens tegenover haar schoonmoeder, tot wie zij zich toch niet sympathiek voelde aangetrokken.

Na de lunch kwam haar rijtuig Constance weer halen en Addy ging mee, om bij de Van Saetzema's te zien hoe Marietje het maakte...

— En wat doe jij, Mathilde? vroeg Constance zacht.

— Ik weet het niet... Ik ga denkelijk uit... Of ik blijf thuis...

Addy, even, naar boven, nam Constance Mathilde plotseling in haar arm.