Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/753

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zij gingen, de donkere trappen af. De wind huilde om het huis. In de serre van de achterkamer zat de oude vrouw aan het raam, toen Constance en Brauws binnenkwamen.

— Het waait, zeide zij. Er vallen... in de tuin... grote takken...

— Heeft u het hier niet te koud, mama...

De oude vrouw verstond niet, en Constance legde haar een shawl om de schouders.

— Zal u naar binnen gaan, als u het te koud heeft... mama...

De oude vrouw knikte, zonder te verstaan... Zij bleef daar zitten. Zij had al iets gegeten, geholpen door Marietje: aan tafel kwam zij nooit.

De tweede bel ging.

— Kom, zei Constance.

Er was ook Paul, en hij lette op, hoe treurig Van der Welcke er uitzag.

— Wat is er? vroeg hij.

Van der Welcke sneed het vlees.

— Ik vind het ellendig... om vlees te snijden, zei Van der Welcke. Vroeger deed Addy het... of Guy.

— Ik heb het nooit gekund, zei Paul, inwendig bang voor jus.

— Geef het mij, Hans, zei Brauws.

Het was aan tafel stil: de wind huilde buiten.

— Het gas brandt slecht, zei Constance.

— Wat gaat die Mary er hier nu goed uitzien! zei Paul. Nu, krijg maar geen kleur, je oude oom mag dat wel zeggen...

— Nu, oom Paul, mijn jeugd loopt al naar de dertig toe.

— En Klaasje, zei Paul; kind, je eet als een groot mens.

— Ik eet nu netjes, niet waar, tante, zei grote Klaasje trots. Constance knikte haar toe, met een lachje.

— Alleen Gerdy... die doet het niet, dacht Paul. Wat ziet ze er bleekjes uit... Ach, later misschien komt het alles terecht... voor het arme kind... Hij... of een ander. Liefde... dat is wel vreemd. Ik heb dat nooit gevoeld...

Hij voelde zich rillen, en zei:

— Het is koud, vandaag, Constance...

— Ja... we zullen morgen stoken.

— Het waait buiten bar. Wat tocht het toch... Je zou zeggen, dat het tocht door het huis... Wat zeg je ervan, Ernst?

Ernst zag op.

— Het tocht niet, zeide hij. Ik heb het warm. Jullie voelen altijd dingen, die niet zijn...

— Waarom is het zo somber, vandaag, vroeg Adeline, als wakend uit een droom.

— Het gas brandt slecht, zei Constance.

— Truitje, zei Van der Welcke. Draai eens de sleutel van de gasmeter goed open.

— Grootmama was heel moe, vandaag, meende Marietje.