Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/156

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Psyche! klonk zijn stem weêr als brons. Heb kracht! Hoû moed! Daal neêr! Doe boete! Zoek...! Eenmaal nog zie je me weêr...

— Eenmaal nog!

Heb kracht, hoû moed, doe boete!

Hij steeg op, terwijl Psyche geknield lag. Toen hij hoog in de lucht was, barstte en donderslag los of het zwerk uit een zoû kraken. De lucht was zwart en stond in vlam van bliksem. In de zwarte lucht, in de bliksemvlam rezen vol angst de driehonderd torens op. En de donderslagen rommelden op elkaâr op, of het Verleden verging in den laatsten dag...

Psyche ijlde met jubelende kreet langs de terrassen, de tinnen, de wallen, trad binnen het slot en daalde de trappen af. Lager en lager daalde zij; zij daalde lager dan de grafgewelven, en toen zij ze voorbijging, wierp zij een kus in de richting, waar de oude koning begraven lag... Zij daalde nog lager en toch hoorde zij boven ratelen den donder, en het kasteel scheen in zijn vesten te dreunen.

Zij daalde nog lager, heel diepe putten daalde zij af, als omgekeerde torens gebouwd naar het middenpunt der aarde toe. Trappen na trappen daalde